Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Marius, Gerarda Hermina
De Hollandsche schilderkunst in de negentiende eeuw — s'-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1920

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.71148#0212
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
196

DE HAAGSCHE SCHOOL VII.

meester, die in zijn kracht als in zijn fijnheid den toon aangaf. Hij
was het, die in zijn stijging de besten mee opwaarts nam, den
zwakken de hand reikte, ieder den weg wees en met zijn conscien-
tievolle werken een baken zette op hun weg.
Zeker, de jongeren stonden er anders voor. Zij behoefden niet
over hun ezel gebogen te zitten om de geheimen van het métier te
ontraadselen; zij behoefden zich niet door een aan de zuivere
schilderkunst vijandigen tijd heen te werken. De kleur was levend
geworden, de techniek lenig en evenals de opvatting persoonlijk;
zij hadden maar toe te tasten aan wat zich voor hun oogen voor-
deed.
Trouwens, de tijd was een andere. Het leven deed zich anders
aan hen voor. De litteratuur gaf hun andere denkbeelden dan de
dorpsnovellen van ds. Heering, die Mauve altijd weer opnieuw las.
Zola kwam tot hun met de boodschap van de schoonheid, die er
kan liggen in het werkelijke leven, de Nieuwe Gids zou die bewon-
dering nog aanwakkeren. Breitner was door Salammbó gegrepen.
De zware dreuning van dit boek viel samen met het zware, het
dreunende, dat hij zocht in zijn werk. Met zijn vigoureus talent,
met den breeden vlakken toets, welke Willem Maris en zijn leer-
lingen onderscheidt, met de zwaardere kleurschuiving van Jaap
Maris bracht hij deze onderwerpen over in een eigen hartstochtelijk
coloriet, onstuimig in de actie, wel overwogen in de schildering tot
een geniale aanduiding aan een groot mouvement, waarin hij niet
meer gaf dan wat men in de volle beweging in één blik der oogen
ziet.
Na Frans Hals is Breitner de meest verwonderlijke hanteerder
van den schilderborstel, dien wij gehad hebben. Hals zocht in de
kleur nooit het diepere, behoefde nooit het diepere te zoeken, te
meesterlijk als hij de verschijning in het licht wist vast te houden,
wist vlak te houden, te meesterlijk als hij met enkele streken de
gelaatstrekken wist vast te leggen. Evenzoo Breitner: zijn diepe
toon liep hem zoo gemakkelijk uit de hand, dat hij nooit een ge-
dachte behoefde te wijden aan het dieper gelegene — en in zijn
beste jaren beschikte hij evenzoo over een nooit falende zekerheid.
En zoo Jacob Maris wel bovenal is de schilder van het nobele
evenwicht, een eigenschap, welke men eertijds wel den Holland-
schen geestes-staat bij uitnemendheid achtte, te zamen met een
kleurendeftigheid, een kleurverdieping en een lumineusheid, die
 
Annotationen