Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 3.1923

DOI article:
Mededeelingen en korte berichten
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19960#0063
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

57

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN.

OPENBARE COLLEGES OVER KUNST AAN

DE RIJKS UNIVERSITEIT TE LEIDEN.

INDONESISCHE KUNST.

Voordracht van Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis.
Weefsels en Boomschorsborduurwerk
der Dajaks.

Er is wellicht nergens ter wereld zulk een veel-
zijdig kunstgeheel uit het bestaande te scheppen
als te Leiden uit de musea en hun staf en de
hoogleeraren der litteraire faculteit, die in hun
onderwijs ook de kunst moeten betrekken. Hun
aller nauwe samenwerking zal in staat zijn, zonder
noemenswaardige kosten een universitair kunst-
centrum te stichten, dat zich in de eerste plaats
onderscheiden zal door de veelzijdigheid, die juist
in dezen tijd van internationaal kunstleven zoo
hoogst noodzakelijk is. In het bijzonder zal de
nadruk vallen op de klassieke en exotische kunst,
die beide te Leiden voortreffelijk vertegenwoordigd
zijn. De nieuwe Lakenhal vormt daarbij met hare
verzameling van Nederlandsche kunst een belang-
rijke aanvulling.

In onzen tijd is de exotische kunst een voornaam
onderdeel geworden van de nu heerschende aesthe-
tische begrippen. Die uitingen van het gevoel voor
het schoone, waarvan Leiden zooveel bezit van
volken, in tijd en beschaving zeer van ons ver-
schillend, zijn bij uitstek geschikt om dat gedeelte
der menschelijke beschavingen te leeren door-
gronden.

Sprekend wordt dit in het licht gesteld door de
kunstuitingen der Inlanders van den Indischen
Archipel, omdat haar aard zoo verschillend is van
die eener hooger ontwikkelde samenleving als in
Europa.

Dit springt reeds dadelijk in het oog door het
feit, dat sedert eenige eeuwen de beeldhouwkunst
en de schilderkunst onder de Mohammedaansche
en heidensche Indische volken ontbreken, dat
daarentegen hun kunst uitsluitend wordt toegepast
op voorwerpen van dagelijksch gebruik.

In tegenstelling met hetgeen in ons midden het
geval is, zijn het niet slechts enkelen, die zich op
het versieren van hunne omgeving door snijwerk,
vlechten, bij het weven en door metaalbewerking

toeleggen; onder de meer oorspronkelijke volken
tracht iedereen dit te doen, al zijn er ook onder
de Indonesiërs uitverkorenen, die het daarbij tot
hooger peil brengen dan anderen.

De eigenlijke Indonesische kunst is daarom bij
uitstek individueel en wordt slechts bij uitzonde-
ring met het oog op verkoop en winst, veel meer
tot bevrediging van eigen behoefte aan het schoone
beoefend.

Stellen wij ons op het standpunt, dat eene kunst
als de Indonesische verdient naar haar innerlijke
waarde te worden beoordeeld, dan mag geen mode-
strooming, geen opwelling van enkelen onze opvat-
tingen over Indonesische kunst beheerschen, maar
men dient haar als ernstige uiting van de Indo-
nesische volken te doorgronden en te waardeeren.

Voor allen, die aesthetisch een kunstwerk willen
schatten, treedt nu echter een eisch op den voor-
grond. Het betreft hier niet slechts den eersten
indruk, maar de synthese van hetgeen beoordeeld
wordt; het sluit in zich het begrijpen. Ieder kunst-
werk vordert eene bijzondere wijze van herscheppend
opbouwen en ieder, die het beoordeelt, dient dan
ook te voldoen aan den eisch, het goed te hebben
begrepen. Wij Europeanen staan tegenover de
kunstuitingen der Indonesiërs als vreemden en zijn
niet in staat zonder grondige voorbereiding ze te
waardeeren, zooals zij dat verdienen.

Hierbij treedt nu ook nog eene omstandigheid
naar voren, die zich vooral ten opzichte van de
Indonesische kunst doet gelden, omdat deze uit-
sluitend uit toegepaste kunst bestaat. Aan deze stelt
men toch veel sterker den eisch van eenheid in
de uitvoering, eenheid in stijl, dan aan de vrije
kunst, schilderen en beeldhouwen. Dit sluit in zich,
dat daarbij rekening is gehouden met de stijleischen
van materiaal, techniek, vormen en het voorwerp
zelf.

De toegepaste kunst neemt meer dan de andere
het doel als onderdeel in die stijleenheid op. Ook
in de andere kunsten treedt óf materiaal óf techniek
óf voorwerp óf vorm als dominante factor op. Het
werkelijk onderscheid is dit: terwijl alle andere
kunstwerken in zichzelf volledig kunnen zijn en
af, vormen de voorwerpen voor het gebruik uit
een aesthetisch oogpunt geene op zichzelf staande
 
Annotationen