Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 3.1923

DOI Artikel:
Vermeulen, Frans A. J.: De St. Nicolaaskerk te Dwingeloo
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward J.: A. von Oechelhaeuser †
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19960#0211
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE ST. NICOLAASKERK TE DWINGELOO.

205

Het meest karakteristieke deel van het verwoeste bouwwerk was wel de
toren. Twee zandsteenen waterlijsten verdeelen den vlakken, zonder steunbeeren
opgaanden romp in drie geledingen. In de benedenste bevindt zich aan de westzijde
een korfbogige ingang, waarboven een spitsbogig venster. In de beide andere ge-
ledingen zijn spitsbogige nissen, deels met eenvoudige traceeringen aangebracht. En
daarboven verrees rank de merkwaardige peervormige bekroning, die in 1631 het
toen ingestorte bovendeel kwam vervangen.

In een vorig nummer van dit Jaarboek mocht ik, naar aanleiding van den
toren te Deinum, bij wijze van hypothese eene genealogie onzer peervormige toren-
spitsen uitstippelen !). Hier, te Dwingeloo, hadden we een anderen variant van dit
zoo typisch Nederlandsche architectonische detail. Maar hoeveel fijner hief — tegen-
over de pompeuze gezwollenheid van de Friesche torenbekroning — Dwingeloo’s
toren, op den bijna nerveus-gracelijk belijnden hals, zwierig zijn luchtige peer.

En het is niet een der geringste verliezen, dat we voortaan dit sierlijk-speelsche
silhouet, deze verschijning van bijna uitheemsche elegantie, moeten missen in het
van nature toch al niet te rijk gestoffeerde landschap van Drente’s Zuidwestelijk deel.

FRANS VERMEULEN.

A. VON OECHELHAEUSERf.

Den 3en Juni van dit jaar overleed plotseling te Dessau, waar hij zijn broeder
naar diens laatste rustplaats was komen begeleiden, de voorzitter van den „Denk-
malpflegetag”, prof. Adolf von Oechelhaeuser. Een krachtig lichaam zonk hier ter
aarde, een heldere geest werd gebluscht. Een-en-zeventig jaar oud was hij, toen de
hartverlamming hem trof, maar aan wat hij in dien tijd heeft verricht, hadden twee
menschenlevens zich kunnen „overwerken”. Ruim een jaar geleden was schrijver
dezes er getuige van, met hoe warme instemming de benoeming van v. O., „den
hoogstverdienstelijken voorvechter der monumentenzorg, den gevierden onderzoeker”
tot doctor van eere vanwege de Technische Hoogeschool te Berlijn, door eenige
honderden te Stuttgart vergaderden werd begroet. De buitenstaander gevoelde, dat
deze toejuichingen door het hart werden ingegeven, omdat zij zich richtten tot een
man, die den aanwezigen, — en niet dezen alleen!—sympathiek was door de gaven
van zijn gemoed en zijn karakter.

Oechelhaeuser, levend (althans tot voor kort) in ruime materieele omstandig-
heden, had het breede gebaar, dat hierbij past. Ook zijn veelbereisdheid (er waren
weinig landen, die hij niet had bezocht en de Germaansche kende hij door en
door) droeg bij tot die gemakkelijkheid van beweging. Als leider van vergaderingen
was hij onovertrefbaar, niet door krachtig optreden, maar door tact. In 1907 werd
hij tot voorzitter van den „Denkmalpflegetag” gekozen en hier wachtte hem de

') Oudh. Jaarboek_ff923, blz.__55—56.
 
Annotationen