Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 3.1923

DOI Artikel:
Mededeelingen en korte berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19960#0070
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
64

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

men ook weerspiegeld in de Egyptische kunst.
Bovendien lieten de vormen van het land zelf
zich in de kunst gelden. Zwaar en vierkant moesten
de gebouwen wezen in de nabijheid van den zoom
der woestijn, waar de machtige wand der kalk-
rotsen oprijst; de wanden der tempels vragen om
versiering, wanneer zij staan te midden van de
weelderige natuur in het dal; de graven van
vorsten en onderdanen moeten domineeren boven
de eeuwig golvende zandvlakte der woestijn.

De beeldende kunst stond in Egypte geheel in

den dienst van góden en afgestorvenen. Vooral
zijn vele kunstwerken vervaardigd uitsluitend met
het doel om het bestaan in het hiernamaals aange-
naam te maken voor de dooden. Portretten dien-
den om het uiterlijk van hun persoon in stand
te houden; voorstellingen op de wanden der graven
moesten de vreugden en bezigheden van het
dagelijksch leven voor hen in onvergankelijken
vorm bewaren. Het geheele leven van den voor-
namen Egyptenaar is dikwijls op de wanden van
een grafkapel afgebeeld. Zulk een grafkapel vindt
men ook in het Leidsche Museum van Oud-

heden. Niet lang geleden is het voorstel gedaan
om deze kapel uiteen te nemen en de reliëfs met
voorstellingen uit het Egyptische leven in een
nieuw te bouwen zoogenaamd „kunstmuseum” ten
toon te stellen. Blijkbaar heeft men daarbij niet
bedacht, dat op deze wijze de grafkapel niet alleen
ernstig zou worden beschadigd, maar ook als
geheel, dus als kunstwerk, volkomen zou worden
vernietigd. Tegen zulk een onberaden voorstel
moet met de meeste kracht worden geprotesteerd.

Bijzonder duidelijk blijkt de beteekenis van
den godsdienst voor de
Egyptische kunst, wan-
neer men kunstwerken
beschouwt uit den tijd
van Koning Amenophis
IV, een vorst, die een
nieuwen vorm van gods-
dienst in Egypte wilde
invoeren. De kunst-
werken uit zijn tijd
vertoonen niet het ge-
wone karakter van de
Egyptische kunst; de
kunstenaars zochten
nieuwe wegen; hun
idealen waren anders
geworden. Na korten
tijdverdween intusschen
met den nieuwen vorm
van godsdienst ook de
nieuwe kunst. Evenals
de oude godsdienst her-
nam ook de oude kunst
haar plaats en juist uit
den tijd kort na Amen-
ophis IV kennen wij
een groot aantal kunst-
werken, die geheel in
den trant zijn der oudere kunst. Zelfs uit den
tijd na het einde van de Egyptische zelfstan-
digheid zijn ons eenige zeer fraaie portretten
bewaard, karakteristieke voorbeelden van het
vermogen der Egyptenaren om de uiterlijke ver-
schijning van een persoon op treffende wijze weer
te geven. Slechts één ding missen wij daarbij:
den directen indruk van het werkelijke leven. Dit
hebben eerst de Grieken aan de kunst geschonken.

Afb. 3. Twee Egyptische beeldjes in het Museum Meermanno-Westreenianum.
 
Annotationen