Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 5.1912

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Plaatselijke Musea, [1]: Hun doel
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0021

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
van voorwerpen van kunst en kunstnijverheid.” De commissie had er bij gezet «ten dienste
van het onderwijs,” maar zij zwichtte voor de bezwaren van den heer Kalf, die de bijvoeging
te beperkend vond. De vergadering ging daarin mede, maar deelde niet de meening van
den heer Le Comte, dat reproducties geheel uit den booze waren, omdat zij altijd veel
eigens der origineelen moeten missen : men achtte voor goede en wel toegepaste reproducties
een belangrijke taak weggelegd.

Zoo bereikte men stelling 5, die een definitie van «plaatselijk museum” zou brengen
als »de verzameling van voorwerpen, die van belang zijn voor de kennis van de beschaving
en de geschiedenis van het geographisch ressort, waarvoor het museum is opgericht.” Een
amendement van mr. Beets, dat achter «beschaving” nog het woord «kunst” invoegde
kwam deze definitie nog wat preciseeren, en de vergadering ging er op voorbeeld van de
commissie mee mede. Dat dit noodig was, voelde men wel, nu eenmaal in de stellingen
2 en 3 de kunst- en de beschaving-musea waren gescheiden. Ook al zou men «kunst”
gereedelijk onder «beschaving” kunnen begrijpen, het duidelijk aangeven, dat ook kunst-
voortbrengselen, uitsluitend om hun kunstwaarde zouden kunnen worden verzameld —
mits dan ontstaan binnen het geografisch ressort — was toch wel de moeite waard.

Het gevolg hiervan was dat ook in stelling 6, — die voorschreef dat de plaatselijke
musea behooren te verzamelen:

a. alles, wat betrekking heeft op de plaatselijke of gewestelijke beschaving (kunst)
en op de plaatselijke of gewestehjke geschiedenis in den ruimsten zin van het woord.

b. reproducties van dergelijke voorwerpen, wanneer de oorspronkelijken niet te
verkrijgen zijn, —

de haakjes om het woord kunst moesten vervallen en dit een zelfstandige plaats
kreeg: «beschaving en kunst.” Een korte discussie ontspon zich over de beteekenis der
woorden «in den ruimsten zin van het woord.” De commissie wenschte dit voornamelijk
voor de «geschiedenis” om aan te geven, dat zoo politieke, als economische, als kerkelijke,
als juridische, als kunst-geschiedenis en welk ander onderdeel der historie ook bedoeld
werden. Dat archivalia gemeenlijk van de tentoonstelling in musea behoorden te zijn uit-
gesloten werd door mr. Overvoorde opgemerkt en ook algemeen toegestemd.

Eenige verwarring gaf stelling 7 -1); de toelichting verwees uitsluitend naar de
«tentoonstelling” ervan en moest dus vervallen, om in een of anderen vorm te worden
overgenomen in de stellingen over de «inrichting” der musea. Toch bleek de stelling zelf
hier wel op haar plaats toen wat sterker de nadruk gelegd was op het mechanisch verkregen
zijn der reproducties, omdat slechts deze volkomen vertrouwbaar zijn. Slechts de prenten
op de tweede plaats te brengen achtte men onvoldoende: ook teekeningen en dergelijke

1) «De verzamelde reproducties behooren als zoodanig gekenmerkt te worden. Als reproducties
komen in aanmerking afgietsels en langs mechanischen weg verkregen afbeeldingen. Prenten komen
eerst dan in aanmerking, wanneer geene langs mechanischen weg verkregen reproducties beschikbaar zijn.

N.B. De prenten behooren in niet te groot aantal tentoongesteld te worden. Men zij ook voor-
zichtig met het tentoonstellen van in het oogvallende reproducties naast goede origineelen.”

9
 
Annotationen