Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 5.1912

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
De Amsterdamsche Poort te Haarlem
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0046

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
9 M. werd verbreed: de geheele breedte van de brug zou dan 28 Meter worden. (Zie
situatie II, gestippelde lijnen).

De bedoeling van dit voorstel was om aan de geopperde bezwaren tegen het eerst
ingediende plan tegemoet te komen en om te trachten meer eenheid tot stand te brengen
tusschen de meeningen van het College van Burgemeester en Wethouders en van de
Commissie van Bijstand.

Door Burgemeester en Wethouders werd op 14 September 1911 aan den raad
der gemeente omtrent dit plan geadviseerd dit niet uit te voeren, in hoofdzaak omdat
de wegen te breed en dus de uitvoering te groote geldelijke opofferingen met zich zoude

meebrengen en bleek dit College de meening toegedaan, dat de door den Directeur van
Openbare Werken ten noorden van de poort ontworpen brug diende uitgevoerd te worden.
Intusschen wijzigde zich de meening ten aanzien van het al of niet behoud van de brug
vóór de poort; de meerderheid werd minderheid en omgekeerd; zoodat B. en W. toen
voorstelden de brug vóór de poort te doen vervallen.

Niet terneergeslagen bood de Heer Lasschuit op 21 November 1911, wederom
een plan ter overweging aan. (Zie situatie II, getrokken lijnen).

Het verschil tusschen dit en het laatst ingezonden plan bestaat hierin, dat de brug
slechts eene breedte van 18 M. zou verkrijgen; zoodanig gesitueerd, dat de zuidzijde van
de brug nagenoeg overeen zou komen met de zuidzijde van de bestaande houten brug.

34
 
Annotationen