Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Marius, Gerarda Hermina
De Hollandsche schilderkunst in de negentiende eeuw — s'-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1920

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.71148#0020
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
4

INLEIDING.

geschondener overgebracht, en ging voort met het schilderen
van regentenstukken, die, zoo zij niet van de mooiste zijn, er nog
best mee door kunnen. Maar het was zoo, velen dezer schilders
behielden de schikking der oude meesters, die zij zóó ijverig co-
pieerden, dikwijls met waterverf, of ook met pastel, dat zij zich
den trant eigen maakten en niet zelden tot het maken van lich-
telijk veranderde copieën vervielen. Het wordt zelfs gezegd, dat
de collectionneur Boymans een interieur van Laqui, een van die
schilders, kocht voor een Gerard Dou.
Wilde het dus schijnen, dat deze schilders nog met een dunnen
draad aan de landschapschilders der zeventiende eeuw verbonden
waren, — iets wat dikwijls meer nog voortkwam uit een aanhou-
dend copieeren en pastelleeren der zeventiende-eeuwsche mees-
ters, dan wel uit een frisch uit eigen oogen kijken, — in het por-
tretschilderen waren zij op het eind der achttiende eeuw, door
het alle krachten absorbeerende decoratieschilderen, wel zeer
gedaald.'
En toch, portretten werden geëischt. Niet alleen door de vor-
sten en de aanzienlijken, maar ook door de gegoede burgerij. Dik-
wijls leverden de decoratieschilders die kleine familieportretten,
naïef en krachteloos, schoon bijwijlen met een zekere teerheid in
de opvatting en, behalve Adriaan de Lelie, behalve Jean Auguste
Daiwaille en enkele anderen, wier werk nog in de negentiende
eeuw valt, behalve enkele miniatuurschilders, van wie Temminck
een der voornaamsten was, waren het vooral rondreizende por-
tretschilders, die in de behoefte voorzagen, zooals R. Jelgerhuis,
die er niet minder dan 7763 voor zijn rekening heeft. Ook liet men
zich, en dit was vooral het geval met de miniaturen, op de dik-
wijls jarenlange reizen, welke men destijds gewoon was te doen,
schilderen. Veelal werden deze miniaturen in medaillons, hor-
logesleutels, in ringen of op snuifdoozen, dus in draagbaren
vorm geschilderd. En hoewel zij in het verval deelden, gaven zij
bijwijlen een delicaatheid van teekening, een zachtheid van colo-
riet en bovenal een distinctie te zien, waarover grootere portret-
ten van dien tijd niet altijd beschikken konden.
De Fransche schilders, die in het weelderig hofleven der Lode-
wijken verkeerden, of die later Napoleon op den voet volgden en
in het keizerrijk bestellingen te over vonden, hadden het veel te
druk, om op avontuur minder met schilders bevoorrechte landen
 
Annotationen