Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Marius, Gerarda Hermina
De Hollandsche schilderkunst in de negentiende eeuw — s'-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1920

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.71148#0138
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
122

DE HAAGSCHE SCHOOL II.

zonder gedachte nimmer compleet is, zoo hij tot de hoogste ex-
pressie wil komen, zij het ook door de meest averechtsche midde-
len, en nimmer begeerd heeft, bewondering te wekken door „la
belle peinture", dan moet men daarom niet meenen, dat hij als
schilder weinig belangrijk zou wezen; want juist, wanneer men
ten volle doordrongen is van het feit, dat Israëls meer knoeit dan
schildert met zijn verf, dat zijn schilderijen meer uit aarzelingen,
meer uit benaderingen dan uit geregeld schilderen ontstaan zijn,
— dan kan het gebeuren, dat men getroffen staat door de mach-
tige toon, waarin hij de atmosfeer van een vertrek vertast-
baard heeft, door de subtiele lichtoplossingen, zoodanig, dat
alles meestemt om de figuur naar voren te halen en tegelijk te
ondersteunen door kleur, door toon en door licht, zoodat de figuur
vast zit in de ruimte en toch ook deze tegelijk vrijelijk erom rond-
waast; — dan ziet men in Israëls een schilder, die zijn zelf-ge-
schapen instrument beheerscht, waaraan hij minder zoekt
schoone klanken te ontlokken, dan wel het tot de veraan-
schouwelijking zoekt te maken van het leven, van het volade-
mend leven.
In de laatste jaren werd er door knappe menschen nog al eens
beweerd dat Israels het leven der visschers zou schilderen om de
„vierde stand" op te heffen. Deze opvatting van mannen, die
gaarne alles in één richting zagen, was zonder eenigen grond.
Daarvoor was Jozef Israëls te veel schilder, te zeer kunstenaar.
Wat hem in het visschersleven trof was de natuurlijkheid waarmee
zij hun kleine vreugden, hun leed, hun angst lieten zien tegen het
grootsche décor der zee, hun bestaansreden en de bron van hun
lijden. Wat hij als schilder vond, het waren schilderachtige figuren
in een harmonieuse omgeving, vol atmosfeer en met dat onbereken-
bare licht, dat in een solide getimmerd vierkant vertrek slechts
zelden gevonden wordt; het was het ongedwongen spelen der
kinderen in de plassen, door den vloed achtergelaten; het rond-
dodijnen van de moeders met de kinderen; het was de dood, die
het gezin treft ; het waren de visschers, in contact met de zee. Ook
zonder deze onderwerpen is zijn kunst groot en zonder nu nog
van die portretten te gewagen, waarin hij het leven zoo nauw be-
naderd heeft, kan men, hetzij hij zich zelf onder het licht der
lamp, hetzij hij een harpspeelster of een elegante vrouwefiguur
aan het raam of een badende vrouw schildert, de zelfde wijdheid
 
Annotationen