Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 3.1923

DOI article:
Haslinghuis, Edward Johannes: Bouwgeschiedenis de St. Nicolaaskerk te Utrecht
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19960#0017
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
BOUWGESCHIEDENIS DER ST. NICOLAASKERK TE UTRECHT.

11

toen in het bedoelde gedeelte der kerk een instorting heeft plaats gehad, waarbij
„het wulfsel ende pylaer” inzakten. Zij verklaren: „de „ingestorte pilaer met zijn
wulfsel zouden wy weer in goede staat kunnen brengen zonder daer weer een
colom of een pylaer te setten” en wel door het aanbrengen van „een goede sterke
houte boegh, daer de kappe haer dracht sterck op soude hebben” en voorts, dat zij
het ingestorte gewelf niet weer van steen, doch van hout zullen maken. In hoofdzaak,
niet in allen deele, schijnt de herstelling volgens dit plan te zijn uitgevoerd. Men

30 NIETER

legenda:

■ XI lE HEIU W

■ XVC

a 1473- XVI&

DOORSNEDE E-F

Afb. 4. Dwarsdoorsneden der kerk.

heeft dus in 1718 den ingestorten pijler, en met dezen ook zeker zijn wederpartij
aan de andere zijde, afgebroken en de steenen gewelven, die zij droegen, door het
tegenwoordige „plakgewelf” vervangen. Ook de verankering der overige pijlers en
het opmetselen van het noordelijk muurvak (zie blz. 9) is in dezen tijd geschied.

Met de uit het bestek van 1718 opgediepte kennis kunnen wij het verloren
gegane verband tusschen het oostelijk gewelf en het teruggevonden dwarspand der
oude kerk herstellen. Het gewelf zelf verdient een nadere beschouwing. Het is een
koepelvormig gewelf, d. w. z. de ribben, rechthoekig in doorsnede, hebben weinig
meer dan decoratieve functie, zij dragen niet vier zelfstandige schelpen, doch deze
maken tezamen deel uit van één sferisch oppervlak. Zulk een gewelf is karakteristiek
laat-Romaansch.
 
Annotationen