Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 3.1923

DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: Voorhistorische en romeinsche oudheden: opgravingen en onderzoekingen in de jaren 1920 tot 1922
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19960#0046
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
40

VOORHISTORISCHE EN ROMEINSCHE OUDHEDEN.

van Duitschland, kent”, kan men moeilijk voldaan zijn, zoolang men in het onzekere
wordt, gelaten, welke „ringwallen” Dr. Holwerda dan toch wel mag bedoelen.
Evenmin zijn wij tevreden, nu wij voor de reconstructie van zulk een „ringwal”
door den Duitschen onderzoeker Thomas, in plaats van naar den populairen platen-
atlas van Blümlein, naar de „Berichte der Röm. Germ. Forschung” worden verwezen,
met de mededeeling, dat men in die publicatie „van deze verschijnselen en het
onderzoek daarvan een uitstekend overzicht met volledige opgaaf der litteratuur”
aantreft. Want wij vinden daar wel algemeene beschouwingen over dit onderwerp
maar niet de oorspronkelijke publicatie. Ik moet dus mijn vraag herhalen: welke
„ringwallen” bedoelt Dr. Holwerda en waar zijn zij gepubliceerd?

Stelt de nieuwe publicatie ons dus reeds te leur in den aanvang, het vervolg
bevredigt al evenmin. Dr. Holwerda deelt ons namelijk nog het een en ander mede
over den aarden wal, dien hij nader heeft onderzocht, maar zijn mededeelingen zijn
slechts met moeite te begrijpen, daar de letters, die hij in zijn tekst noemt, niet
overeenkomen met de letters, die op de bijbehoorende kaart de verschillende plaatsen
in het terrein aanwijzen, terwijl een enkele plaats in het terrein soms met verschil-
lende letters in den tekst wordt aangeduid. Met eenige moeite kan men intusschen
wel raden, wat Dr. Holwerda bedoelt ') en daarbij komt iets hoogst merkwaardigs
aan het licht. Dr. Holwerda wil ons namelijk laten gelooven, dat er aan de westzijde
van de door hem ontdekte sterkte over een afstand van meer dan 100 meter niet
één, maar twee wallen van hout en aarde elk van 15 tot 16 meter breedte vlak
achter elkander hebben gelegen. Dit is nu niet bepaald waarschijnlijk en men zou
het liefst willen aannemen, dat daar wallen van nog niet geheel verklaarde constructie
uit verschillende perioden aanwezig zijn. Wellicht vindt Dr. Holwerda nog eens
gelegenheid aan deze vraag aandacht te geven.

Het grootste gedeelte van het artikel is gewijd aan een bespreking van de
woonhuizen, die in het midden van de omwalling bij de opgraving zijn blootgelegd.
Onder deze huizen meent Dr. Holwerda in een gebouw van anderen vorm en grooter
afmetingen de woning van den hoofdman te hebben teruggevonden. De beschrijving
van deze hoogst belangrijke vondsten is intusschen moeilijk te begrijpen en ook
thans is het onduidelijk en onvolledig citeeren van de boeken en artikels, die Dr.
Holwerda ter aanvulling zijner beschouwingen noemt, in hooge mate lastig voor den
lezer, die in de besproken vraagstukken belang stelt.

Een groot gedeelte van het terrein binnen de muren is evenwel altijd onbe-
bouwd geweest. Op deze wijze is het, volgens Dr. Holwerda, duidelijk, dat de burcht
slechts een klein aantal vaste bewoners had, terwijl zij voornamelijk was bestemd 1

1) Als Dr. Holwerda in den tekst spreekt van den wal, die loopt „van A tot H”, moet in plaats
van „A tot H” worden gelezen „B tot C”; in plaats van „bij A” is te lezen „bij B”; in plaats van „bij J”
leze men „bij D”; in plaats van „hoek A” leze men „hoek B”; in het vervolg is „D” juist; „bij B” leze
men „bij E”. —• Merkwaardigerwijze zijn wèl de juiste letters genoemd in de Latijnsche vertaling, waarin
achter het artikel zeer in het kort, maar veel duidelijker, de voornaamste resultaten worden medegedeeld.
Men zal goed doen deze korte vertaling te lezen, voordat men met het bestudeeren van het artikel zelf begint.
 
Annotationen