DEN GEBOEYDEN MARS
Spreckt op d’uytlcggingh l?ande Tttel plaet.
E1 wijckt dm mijne Macht, en Raserny ter sijden ?
Moet mijne wreetheyt nu dees booie schant-vleck lijden ?
Dat ick hier ligh gheboyt en plat ter aert ghedruckt,
Ontrooft van Sweert en Schilt, t’gen’ my is abgeruckt ?
Alleen door liefdens kracht, die Vranckrijck heeft ontsteken,
Die door het Echts verbont compt al mijn lusten breken,
Die selsfs de wreetheyt ben, wordt hier van liefd’ gheplaeght,
Den Dullen Orloghs Godt wordt van den Peys verjaeght,
Ach/d’Edel Fransche Trouw:(aen Spaenien verbonden:)
Die heeft m’allendigh Helt in ballinckschap ghesonden.
K’en heb niet eenen vriendt, men danckt my spoedigh aiF
Een jeder my verstoot, ick sien ick moet in’t grafF.
Nochtans sal menich menich mijn ongeluck beclaghen
Die was ghewoon door my heel Belgica te plaeghen,
Die was ghewoon met my te liggcn op het landt
Dat ick had uyt gheput door mijnen Orloghs brandt,
De deught had ick verjaeght, en liefdens kracht ghenomen
Midts dat mijn fury was in Neder-landt ghecomen
Tot voordeel vanden Frans, die my nu brenght in druck
En wederleyt mijn jonst, fortuyn en groot gheluck.
Alleen door liefdens kracht die my nu compt verachten
Die my nu selfs laet in't vergoten Bloedt versmachten.
Ha Venus wree Goddin, vervloeckte voester vrouw
Van al dat liefde voelt, en oorsaeck van decs Trouw^
Hoe compt dat ghy mijn siel door af-keer soo laet krencken ?
Ach ƒ wilt mijn soete jonst ( bid ick ) noch eens ghedencken *,
Die ick u eenmael gaf, trots uwen Man Vulcaen,
Als wy in overipel hebben den lust verslaen.
: A 2
YVaerom
Spreckt op d’uytlcggingh l?ande Tttel plaet.
E1 wijckt dm mijne Macht, en Raserny ter sijden ?
Moet mijne wreetheyt nu dees booie schant-vleck lijden ?
Dat ick hier ligh gheboyt en plat ter aert ghedruckt,
Ontrooft van Sweert en Schilt, t’gen’ my is abgeruckt ?
Alleen door liefdens kracht, die Vranckrijck heeft ontsteken,
Die door het Echts verbont compt al mijn lusten breken,
Die selsfs de wreetheyt ben, wordt hier van liefd’ gheplaeght,
Den Dullen Orloghs Godt wordt van den Peys verjaeght,
Ach/d’Edel Fransche Trouw:(aen Spaenien verbonden:)
Die heeft m’allendigh Helt in ballinckschap ghesonden.
K’en heb niet eenen vriendt, men danckt my spoedigh aiF
Een jeder my verstoot, ick sien ick moet in’t grafF.
Nochtans sal menich menich mijn ongeluck beclaghen
Die was ghewoon door my heel Belgica te plaeghen,
Die was ghewoon met my te liggcn op het landt
Dat ick had uyt gheput door mijnen Orloghs brandt,
De deught had ick verjaeght, en liefdens kracht ghenomen
Midts dat mijn fury was in Neder-landt ghecomen
Tot voordeel vanden Frans, die my nu brenght in druck
En wederleyt mijn jonst, fortuyn en groot gheluck.
Alleen door liefdens kracht die my nu compt verachten
Die my nu selfs laet in't vergoten Bloedt versmachten.
Ha Venus wree Goddin, vervloeckte voester vrouw
Van al dat liefde voelt, en oorsaeck van decs Trouw^
Hoe compt dat ghy mijn siel door af-keer soo laet krencken ?
Ach ƒ wilt mijn soete jonst ( bid ick ) noch eens ghedencken *,
Die ick u eenmael gaf, trots uwen Man Vulcaen,
Als wy in overipel hebben den lust verslaen.
: A 2
YVaerom