Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Marius, Gerarda Hermina
De Hollandsche schilderkunst in de negentiende eeuw — s'-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1920

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.71148#0017
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
HOOFDSTUK I

INLEIDING

Toen met het jaar achttienhonderd ook voor ons vernederd
Nederland een nieuwe eeuw aanbrak, waren er, zoo men de boe-
ken naleest, schilders te over, maar er was geen schilderschool.
De zeventiende eeuw had aan de achttiende drie schilders over-
gedragen, die allen, maar vooral twee er van, zoo wat opvatting,
kleur als voordracht betreft, den nieuwen tijdgeest aankondigden.
De grootste van de drie, Jacob de Wit, de Rubens van zijn tijd
genoemd en als historieschilder geacht — hij schilderde gedeel-
telijk de Oranjezaal in het Huis ten Bosch — is wereldberoemd
door zijn geschilderde bas-reliefs, de „witjes", die, onder anderen
in het Paleis te Amsterdam, niet alleen treffen door de marmer-
nabootsing, waarmee hij zeker zijn grootste populariteit won, maar
door de natuurlijke houdingen en groepeeringen der cherubijn-
tjes en de beschaafde voordracht getuigen, dat hij wel de grootste
Hollandsche decoratieschilder der achttiende eeuw was. De tweede
was Jacob M. Quinckhard, die, zooals Van der Willigen zegt,
„een zeer goed, ja wij durven zeggen, in vele opzichten uitmun-
tend portretschilder was; in de gelijkenis slaagde hij bijzonder,
zijn teekening was nauwkeurig, hij had een goede penseelbehan-
deling en een smeltend koloriet". Evenals de eerste behoort hij
door zijn opvatting geheel tot de achttiende eeuw en zijn werk
kon er niet toe bijdragen, om het picturale portret van de zeven-
tiende eeuw over te brengen naar de negentiende. Van den der-
den, Cornelis Troost, kan men dit evenmin zeggen, en hoewel er
enkele teekeningen van hem bestaan, die aan de zeventiende
eeuw herinneren, en met name aan den ietwat gemaakten zwier
van den lateren Nicolaas Maes, was hij een man van zijn tijd;
want alles saamgenomen, spreekt, zoowel uit zijn schilderstuk-
 
Annotationen