VERDERE ONTWIKKELING VAN ZIERIKZEE
61
beider vorsten er het gevolg van is geweest, welke strijd ten nadeele van den
Hollandschen graaf eindigde met het verdrag van 27 Februari 1168. Hoe dit alles
moge zijn, indien er sprake van Vlaamschen invloed is geweest, dan zal deze, voor-
zoover hij b.v. op de stichting van Zierikzee’s oudste bedehuis betrekking heeft
gehad, wel niet vóór den aanvang der 11e eeuw zich hebben doen gevoelen. Wellicht
hebben we hierin een vage aanduiding
over den tijd, vóór welken men niet
van een eigenlijk zich uit eene woon-
buurt ontwikkelend rivierdorp, dat
tegelijk een kasteeldorp kan zijn
geweest, kan spreken. Uit dat dorp
is dan volgens den gewonen gang der
steden-ontwikkeling eene stad ont-
staan en er is wel eenige grond om
aan te nemen, dat het eerste stadrecht
van Zierikzee afkomstig is van graaf
Floris III (1157—1190).
Daar de economische afschei-
ding van de woongroep, die stad werd,
van het omliggende platteland bij het
verwerven van stadrecht voor een
grooter of kleiner deel reeds zal af-
geloopen zijn geweest, kan het begin
van dit afscheidingsproces, bij den
kalmen gang van de ontwikkeling in
de middeleeuwen, op ten minste ruim
honderd a tweehonderd jaren gesteld
worden. Het tijdstip alzoo, dat er in
die woongroep iets eigenaardigs zich
begon voor te doen, dat op stad-
vorming uitliep, mag men daarom
wel tusschen 950 en 1050 plaatsen.
Reygersberch in zijne „Cro-
nijcke van Zeelandt” (uitgaaf van 1551)
zegt bij de beschrijving der regeering
van Floris III: „Bi dese Floris tijden
„werden Middelburch ende Zierinczee seer groeyende ende opcomende van volcke,
„huysen, ende andere timmeraigen. Ende cregen sommige loyen oft kueren van
„rechte boven andere plaetsen, want si in dien tijden die vermaerste ende princi-
„paelste van Zeelandt waren daer die meeste heerlicheden ende tmeeste volc in was”
Wij kennen geen oudere keur van Zierikzee dan die van graaf Willem II
van 1248. Maar daarin is sprake van het vernieuwen en verbeteren van keuren door
61
beider vorsten er het gevolg van is geweest, welke strijd ten nadeele van den
Hollandschen graaf eindigde met het verdrag van 27 Februari 1168. Hoe dit alles
moge zijn, indien er sprake van Vlaamschen invloed is geweest, dan zal deze, voor-
zoover hij b.v. op de stichting van Zierikzee’s oudste bedehuis betrekking heeft
gehad, wel niet vóór den aanvang der 11e eeuw zich hebben doen gevoelen. Wellicht
hebben we hierin een vage aanduiding
over den tijd, vóór welken men niet
van een eigenlijk zich uit eene woon-
buurt ontwikkelend rivierdorp, dat
tegelijk een kasteeldorp kan zijn
geweest, kan spreken. Uit dat dorp
is dan volgens den gewonen gang der
steden-ontwikkeling eene stad ont-
staan en er is wel eenige grond om
aan te nemen, dat het eerste stadrecht
van Zierikzee afkomstig is van graaf
Floris III (1157—1190).
Daar de economische afschei-
ding van de woongroep, die stad werd,
van het omliggende platteland bij het
verwerven van stadrecht voor een
grooter of kleiner deel reeds zal af-
geloopen zijn geweest, kan het begin
van dit afscheidingsproces, bij den
kalmen gang van de ontwikkeling in
de middeleeuwen, op ten minste ruim
honderd a tweehonderd jaren gesteld
worden. Het tijdstip alzoo, dat er in
die woongroep iets eigenaardigs zich
begon voor te doen, dat op stad-
vorming uitliep, mag men daarom
wel tusschen 950 en 1050 plaatsen.
Reygersberch in zijne „Cro-
nijcke van Zeelandt” (uitgaaf van 1551)
zegt bij de beschrijving der regeering
van Floris III: „Bi dese Floris tijden
„werden Middelburch ende Zierinczee seer groeyende ende opcomende van volcke,
„huysen, ende andere timmeraigen. Ende cregen sommige loyen oft kueren van
„rechte boven andere plaetsen, want si in dien tijden die vermaerste ende princi-
„paelste van Zeelandt waren daer die meeste heerlicheden ende tmeeste volc in was”
Wij kennen geen oudere keur van Zierikzee dan die van graaf Willem II
van 1248. Maar daarin is sprake van het vernieuwen en verbeteren van keuren door