72
EEN BLIK OP HET ONTSTAAN EN DE
Keldermans, staat daar als een sprekende getuige van Zierikzee’s bloei en macht en
verwachtingen in het midden der 15e eeuw.
Het schijnt, dat de torenbouw destijds zooveel offers gevorderd heeft, dat voor
den bouw van een stadhuis, der bloeiende stede waardig, voorshands geen middelen
waren. Want het tegenwoordig stadhuis, uit het midden der 16e eeuw, was de
vervanger van een bescheiden gebouw terzelfder plaatse, waarvan het deel, dat nu
den toren draagt, nog een overblijfsel is. Maar op het gebied van geestelijke stichtingen
was de 15e eeuw voor Zierikzee zeer vruchtbaar.
Behalve de vergrooting der Sint Lievens Monsterkerk
met een nieuw kapittelhuis en librije in 1422 en
den noodzakelijken gedeeltelijken herbouw van het
in 1466 verbrande stuk der kerk, dat in 1479
voltooid schijnt te zijn, o. a. het koor (in 1530 sprak
men nog van „dat nieu coer”), verrezen de volgende
kloosters: omstreeks 1430 dat der Drie Koningen,
in 1443 dat der Grauwe Zusters of Nazareth, in
1483 dat der Bernardieten, ter plaatse van het
Sint Aagtenhuis der Bogarden. Voorts werd in
1427 het Predikheeren- of Jacobijnenklooster ver-
groot en in 1443 bestond reeds het klooster der
Zwarte- of Cellezusters. De kerk van het Gasthuis,
de nog bestaande Kleine- of Gasthuiskerk, is ook
wel in de 15e eeuw gebouwd. Nog vond men op
den Dam het in 1497 vermelde z.g.n. Sint-Janshuis,
een kapel voor arbeiders die daar bij de kraan,
staande aan de Oude Haven, hun meeste werk
vonden, en op den Heunaarsdijk (nu Scheeps-
timmerdijk) buiten de Noordhavenpoort de O. L.
Vrouwekapel der zoutdragers. Op den plattegrond
der stad, omstreeks 1560 door Jacob van Deventer
vervaardigd, zijn al die gestichten, benevens het
buiten de Noordhavenpoort staande en reeds pl.m.
1470 vermelde Leprozenhuis, te vinden.
Ook met het uiterlijk voorkomen der straten en huizen ging de stedelijke
regeering zich inlaten. Wie „harde” daken wenschte te maken, ter vervanging van
de gevaarlijke rieten en strooien, kreeg zeker gedeelte leien van de stad. Geen var-
kenskotten mochten meer de straat ontsieren en het losloopen van dit gedierte op
straat, eerst tot enkele maanden beperkt, werd eindelijk geheel verboden.
Maar behalve bloei en voorspoed beleefde de stad in de 15e eeuw ook jaren
van vernedering en beproeving. De pest vertoonde zich in 1468 in die mate, dat
Karei de Stoute als graaf niet in de stad maar op den dijk bij Borrendamme
gehuldigd werd. En het oproer van 1472 kostte de stad tijdelijk (tot 1477) hare
14. Stadhuis. Raadzaal.
EEN BLIK OP HET ONTSTAAN EN DE
Keldermans, staat daar als een sprekende getuige van Zierikzee’s bloei en macht en
verwachtingen in het midden der 15e eeuw.
Het schijnt, dat de torenbouw destijds zooveel offers gevorderd heeft, dat voor
den bouw van een stadhuis, der bloeiende stede waardig, voorshands geen middelen
waren. Want het tegenwoordig stadhuis, uit het midden der 16e eeuw, was de
vervanger van een bescheiden gebouw terzelfder plaatse, waarvan het deel, dat nu
den toren draagt, nog een overblijfsel is. Maar op het gebied van geestelijke stichtingen
was de 15e eeuw voor Zierikzee zeer vruchtbaar.
Behalve de vergrooting der Sint Lievens Monsterkerk
met een nieuw kapittelhuis en librije in 1422 en
den noodzakelijken gedeeltelijken herbouw van het
in 1466 verbrande stuk der kerk, dat in 1479
voltooid schijnt te zijn, o. a. het koor (in 1530 sprak
men nog van „dat nieu coer”), verrezen de volgende
kloosters: omstreeks 1430 dat der Drie Koningen,
in 1443 dat der Grauwe Zusters of Nazareth, in
1483 dat der Bernardieten, ter plaatse van het
Sint Aagtenhuis der Bogarden. Voorts werd in
1427 het Predikheeren- of Jacobijnenklooster ver-
groot en in 1443 bestond reeds het klooster der
Zwarte- of Cellezusters. De kerk van het Gasthuis,
de nog bestaande Kleine- of Gasthuiskerk, is ook
wel in de 15e eeuw gebouwd. Nog vond men op
den Dam het in 1497 vermelde z.g.n. Sint-Janshuis,
een kapel voor arbeiders die daar bij de kraan,
staande aan de Oude Haven, hun meeste werk
vonden, en op den Heunaarsdijk (nu Scheeps-
timmerdijk) buiten de Noordhavenpoort de O. L.
Vrouwekapel der zoutdragers. Op den plattegrond
der stad, omstreeks 1560 door Jacob van Deventer
vervaardigd, zijn al die gestichten, benevens het
buiten de Noordhavenpoort staande en reeds pl.m.
1470 vermelde Leprozenhuis, te vinden.
Ook met het uiterlijk voorkomen der straten en huizen ging de stedelijke
regeering zich inlaten. Wie „harde” daken wenschte te maken, ter vervanging van
de gevaarlijke rieten en strooien, kreeg zeker gedeelte leien van de stad. Geen var-
kenskotten mochten meer de straat ontsieren en het losloopen van dit gedierte op
straat, eerst tot enkele maanden beperkt, werd eindelijk geheel verboden.
Maar behalve bloei en voorspoed beleefde de stad in de 15e eeuw ook jaren
van vernedering en beproeving. De pest vertoonde zich in 1468 in die mate, dat
Karei de Stoute als graaf niet in de stad maar op den dijk bij Borrendamme
gehuldigd werd. En het oproer van 1472 kostte de stad tijdelijk (tot 1477) hare
14. Stadhuis. Raadzaal.