KORTE BESCHRIJVING VAN DE MONUMENTEN TE ZIERIKZEE
85
Bij de verdere behandeling sluit ik mij in hoofdzaak aan bij de indeeling,
die ook in de lijsten van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg is gevolgd.
Eerst bespreek ik de verdedigingsmiddelen, daarna achtereenvolgens de openbare
gebouwen, de kerken, stichtingen en particuliere
gebouwen, om aan het slot een kort overzicht te
geven van hetgeen de Oudheidkamer ons te
bezichtigen geeft.
I. Verdedigingswerken.
De oude omwalling is voor een groot
gedeelte behouden of in plantsoen herschapen
en van de oude poorten kan de stad nog trotsch
zijn op het bezit van twee middeleeuwsche ver-
dedigingstorens, de Zuid-Havenpoort en de
Nobelpoort, en de vroeg-renaissance Noord-
Havenpoort. Zij leggen getuigenis af van de groote
beteekenis der stad in vroeger eeuwen en vor-
men hier, ook in de gewijzigde omgeving,
nog een sieraad en eene groote aantrekkelijk-
heid.
De binnenhaven werd verdedigd door de
beide havenpoorten. Een Zuid-Havenpoort
(Afb. 3.) schijnt reeds in de tweede helft der 14de
eeuw bestaan te hebben en deze wordt met name
vermeld in 1442. Zij werd in 1491 versterkt en
verkreeg later den tegenwoordigen vorm. Het
is een vierkant baksteenen poortgebouw van
drie geledingen, met ronde hoektorens, die op
eene overkraging bij de tweede geleding beginnen
en tot den weergang doorloopen. Elk hoek-
torentje is door een slank achtkant leien spitsje
afgedekt; het hoofdgebouw zelf heeft een vier-
kant spits dak en een in de tweede helft der 16de eeuw gebouwd achtkant open
koepeltorentje, hetwelk in 1858 geheel is vernieuwd en door een windwijzer in den
vorm van een visch of dolfijn wordt bekroond.
De spitsbogige poortdoorgang is overdekt door een gemetseld dubbel kruis-
gewelf met afgeschuinde hoeken. Een vierkante traptoren is aan de stadzijde tegen
den toren aangebouwd en loopt door tot de eerste verdieping; het hooger gedeelte
wordt alleen door houten trappen i n het gebouw bereikt.
Oorspronkelijk waren de hoeklijnen door zandsteenen blokken verlevendigd,
gelijk die thans nog deels aan de waterzijde bewaard zijn. De rest is in 1774 en 1779
85
Bij de verdere behandeling sluit ik mij in hoofdzaak aan bij de indeeling,
die ook in de lijsten van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg is gevolgd.
Eerst bespreek ik de verdedigingsmiddelen, daarna achtereenvolgens de openbare
gebouwen, de kerken, stichtingen en particuliere
gebouwen, om aan het slot een kort overzicht te
geven van hetgeen de Oudheidkamer ons te
bezichtigen geeft.
I. Verdedigingswerken.
De oude omwalling is voor een groot
gedeelte behouden of in plantsoen herschapen
en van de oude poorten kan de stad nog trotsch
zijn op het bezit van twee middeleeuwsche ver-
dedigingstorens, de Zuid-Havenpoort en de
Nobelpoort, en de vroeg-renaissance Noord-
Havenpoort. Zij leggen getuigenis af van de groote
beteekenis der stad in vroeger eeuwen en vor-
men hier, ook in de gewijzigde omgeving,
nog een sieraad en eene groote aantrekkelijk-
heid.
De binnenhaven werd verdedigd door de
beide havenpoorten. Een Zuid-Havenpoort
(Afb. 3.) schijnt reeds in de tweede helft der 14de
eeuw bestaan te hebben en deze wordt met name
vermeld in 1442. Zij werd in 1491 versterkt en
verkreeg later den tegenwoordigen vorm. Het
is een vierkant baksteenen poortgebouw van
drie geledingen, met ronde hoektorens, die op
eene overkraging bij de tweede geleding beginnen
en tot den weergang doorloopen. Elk hoek-
torentje is door een slank achtkant leien spitsje
afgedekt; het hoofdgebouw zelf heeft een vier-
kant spits dak en een in de tweede helft der 16de eeuw gebouwd achtkant open
koepeltorentje, hetwelk in 1858 geheel is vernieuwd en door een windwijzer in den
vorm van een visch of dolfijn wordt bekroond.
De spitsbogige poortdoorgang is overdekt door een gemetseld dubbel kruis-
gewelf met afgeschuinde hoeken. Een vierkante traptoren is aan de stadzijde tegen
den toren aangebouwd en loopt door tot de eerste verdieping; het hooger gedeelte
wordt alleen door houten trappen i n het gebouw bereikt.
Oorspronkelijk waren de hoeklijnen door zandsteenen blokken verlevendigd,
gelijk die thans nog deels aan de waterzijde bewaard zijn. De rest is in 1774 en 1779