Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: De Opleiding van Annstaande Museumambtenaren, Kunsthistorici en Archaeologen: Het academisch Statuut
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0161

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
KUNSTHISTORICI EN ARCHAEOLOGEN

145

der faculteit. Aan het doctoraal examen moet een candidaatsexamen voorafgaan.

Voor het doctoraal examen in de kunstgeschiedenis en archaeologie, dat nu
is ingesteld, kan als hoofdvak worden gekozen: 1. kunstgeschiedenis der Oudheid,
daaronder begrepen die van West-Azië en Egypte; 2. kunstgeschiedenis der Middel-
eeuwen; 3. kunstgeschiedenis van den Nieuweren Tijd; 4. kunstgeschiedenis en
archaeologie van eenig zelfstandig beschavingsgebied buiten Europa.

Het candidaatsexamen in de kunstgeschiedenis en archaeologie, dat aan dit
doctoraal examen voorafgaat, omvat: 1. algemeene kennis van de geschiedenis der
kunst, t.w. in haar verschillende tijdperken: de Oudheid, de Middeleeuwen en de
Nieuwere Tijd; 2. de geschiedenis, met name die van de landen en tijdperken, die
voor de kunst van belang zijn geweest; 3. de interpretatie van Middeleeuwsche of
zestiende- en zeventiende-eeuwsche Nederlandsche teksten, of van teksten in een
andere taal, ter keuze van den candidaat, behoudens goedkeuring der faculteit.

Als grondslag van het doctoraal examen in de kunstgeschiedenis kan evenwel
ook dienen het candidaatsexamen in de geschiedenis, waarvoor dan de beginselen
der kunstgeschiedenis worden gevraagd, en behoudens goedkeuring der faculteit,
elk ander candidaatsexamen in de faculteit der letteren. Klassieke archaeologen
zullen dus waarschijnlijk bij voorkeur het candidaatsexamen in de klassieke taai-
en letterkunde afleggen, waarvoor een overzicht van de Grieksche en Romeinsche
kunst wordt geeischt; zij die Indische kunst als hun hoofdvak kiezen, zullen zich
met het candidaatsexamen in de Arische letteren daartoe voorbereiden. De studenten
van elk dezer categoriën hebben dan ook nog een anderen weg om hun studiën te
voltooien dan het doctoraal examen in de kunstgeschiedenis, want bij het doctoraal
examen in de klassieke letteren kan men ook klassieke archaeologie als hoofdvak
kiezen, terwijl voor het doctoraal examen in de Arische (Indo-Iraansche) taal- en
letterkunde als hoofdvakken worden genoemd zoowel Voorindische archaeologie en
kunstgeschiedenis als oude geschiedenis en archaeologie van Nederlandsch-Indië.

Vele studenten in de Kunstgeschiedenis zullen zonder twijfel, onder de voor-
waarden van het nieuwe Academisch Statuut, bij voorkeur een ander candidaatsexamen
afleggen dan het candidaatsexamen in de kunstgeschiedenis; want op deze wijze
verkrijgen zij meer bevoegdheid om onderwijs te geven. Een met goed gevolg afgelegd
doctoraal examen in de faculteit der letteren geeft immers bevoegdheid tot het
geven van onderwijs: a. voor het hoofdvak; b. voor de bijvakken, voor zoover deze
behooren tot de vakken der faculteit; c. voor de vakken van het candidaatsexamen,
voor zoover deze behooren tot de vakken der faculteit. Echter wordt de bevoegdheid
voor het Latijn en Grieksch slechts gezamenlijk verleend, en wel: a. door een
doctoraal examen met een dezer talen als hoofdvak en de andere als een der
bijvakken; b. door een candidaatsexamen in de klassieke taal- en letterkunde,
gevolgd door een doctoraalexamen in de klassieke taal- en letterkunde (dus met
b.v. klassieke archaeologie als hoofdvak), hetzij door een ander doctoraal examen
(dus b.v. in de kunstgeschiedenis en archaeologie) met een der klassieke talen als
bijvak. — Voor klassieke archaeologen staan dus, ook als zij de bevoegdheid
 
Annotationen