Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Gosses, Izaak H.: Archaeologie tegenover historie, noodelooze geschillen
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0192

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
172

ARCHAEOLOGIE TEGENOVER HISTORIE,

Van eenig besef evenwel, dat het onderzoek nog niet afgeloopen, of dat zelfs
nog eenige twijfel omtrent de verklaring der gebouwsporen bestaanbaar is, vind ik
bij Dr. Holwerda niets. Voor hem staat vast, dat alles wat hij hier gevonden heeft,
atkomstig is van één enkel gebouw en wel van de kerk, die de geloovigen na St.
Adalberts dood op diens graf hebben opgericht. Hem „lijkt het niet moeilijk vast te
stellen, wat de aard er van geweest is. Met een lagen, gemetselden onderbouw en
waarschijnlijk uit hout opgetrokken, had dit gebouw klaarblijkelijk een breeder wes-
telijk voorgedeelte en een smaller achtergedeelte .. . Dat hier een primitief gebouwde
kerk gestaan heeft, daaraan schijnt mij geen twijfel mogelijk en wel geen kleine
kerk, doch een bouwwerk van ongeveer 25 Meter lengte. Gelijk de plattegrond dat
aanwijst, ligt het tegenwoordig putje van St. Albertus achterin juist op het midden
van dit kerkgebouw”. Het ligt daar ongeveer in het centrum van het kleine, ronde
koortje. Wel ontbreekt dit koortje op den plattegrond, maar daar is in den achter-
muur een opening tusschen de punten s en r en „zeker zijn wij gerechtigd hen met
een halve boog onderling te verbinden”.

Hoe wij ons die kerk
zullen hebben voor te stellen,
geeft Dr. Holwerda op een
reconstructie, die ik hier ook
— duidelijkheidshalve op wat
grooter schaal gebracht ') —
weergeef.

Men ziet hier vóór zich
een machtig gebouw. Er is
nogal wat aan opgeknapt. De
muren zijn recht en, waar
noodig, evenwijdig geworden,
de hoeken behoorlijk haaksch.

Een breeder voorgebouw en
een absis zijn aangebracht.

De onverklaarbare verbreeding bij d en de verdikkingen van den voorgevel zijn
verdwenen. Geheel logisch evenwel schijnt de aanleg nog niet. De voorgevel heeft
nog een paar uitsteeksels behouden, die zich in het niet verliezen, en zeer hinderlijk
moet de rondloopende binnenmuur geweest zijn, die aan weerszijden maar een paar
gangen vrijliet en het midden van het schip der kerk geheel afsloot van het koortje.

Ik behoef niet te zeggen, dat deze kerk, welker grootte zoo eigenaardig con-
trasteert met de zwakte harer houten muren, voor mijn oog nog staat omgeven met
een schijn van onwezenlijkheid.

Maar al lijkt mij de verklaring, welke Dr. Holwerda geeft van de hier

') Een poging om een combinatie van beide afbeeldingen te geven zóó, dat men in de recon-
structie precies kon zien, wat daarvan werkelijk in den grond aangetroffen was, heeft gefaald. De
reconstructie is zoo vrij, dat de verhoudingen heelemaal niet uitkomen.
 
Annotationen