Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI article:
Neurdenburg, Elisabeth: De Noordekerk te Amsterdam
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0226

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
206

DE NOORDERKERK TE AMSTERDAM

Ja, wat willen de schrijvers eigenlijk met hun uitgave, welke niet alleen het
bestaan van het dichtwerk van Jacobus Laurentius, maar ook de persoon van Staets
geheel negeert? En toch zal de Architectura Moderna wel degelijk als de tegenhanger
van Staets’ kroniek moeten worden beschouwd. Immers de opdracht, eveneens aan
Burgemeesteren en thesaurieren, wijst daar wel zeker op.

Maar laten wij hooren tot welke conclusies de heeren Peters en Weissman
ieder voor zich zijn gekomen.

Terwijl de overlevering geen ander dan Hendrick de Keyser noemde als de
bouwmeester van alle werken, in zijn tijd in Amsterdam ondernomen, had in 1886
Mr. de Roever de wel niet geheel onopgemerkte ') maar toch weinig bekende rijm-
kroniek van Staets in het licht gegeven * 2). Tusschen veel belangrijks over het
fabriekambt der stad gaf de heer de Roever slechts terloops eenige opmerkingen
over de verhouding van het gepubliceerde document tot de Architectura moderna,
welke, gelijk men weet, meer algemeen bekend was. Zijn doel was slechts Staets
de eer te geven, die hem toekwam. En deze eer, ja lof wordt dezen vervolgens in
nog veel meerdere mate toegekend door den heer Peters in een artikel over „Protes-
tantsche Kerkgebouwen” in Oud-Holland 1901 3) en wel omdat Staets, die de
Noorderkerk ontwierp, daarmede de ontwerper zou zijn van het Protestantsche
Kerkgebouw bij uitnemendheid, het gebouw, dat door zijn vorm pas geheel voldoet
aan de eischen van den Protestantschen dienst.

Ofschoon we tot zekere hoogte gaarne met het betoog van den heer Peters
meegaan, hetgeen uit onze verdere besprekingen zal blijken, moeten we hier even
opmerken, dat zijn punt van uitgang den schrijver m. i. toch wel eenigszins op een
dwaalspoor heeft gebracht. Immers de heer Peters is op de zoek gegaan naar werkelijk
Protestantsche kerkgebouwen. Nu is het een feit, dat men in de Keyser’s tijd voor
het eerst na de reformatie in ons land weer belangrijke kerken is gaan bouwen, en
de heer P. heeft dan ook opgemerkt dat ook de Architectura Moderna naar aan-
leiding van den bouw der Zuiderkerk melding maakt van dit feit met deze woorden:
„t Is seker in dese Landen een nieuwigheydt, en met recht een verwondering voor
onse Eeuwe geweest, weder te sien Kercken bouwen, alsoomen door langheydt van
tyden uyt die ghewoonheyt gheraeckt was. Want de nieuwlinghste kercken hier in
’t ronde, hielden te minsten over de hondert jaren.” Maar de bedoeling om naar
een bijzonderen vorm voor een Protestantsche kerk te zoeken heeft toch stellig
niet voorgezeten. Immers juist de groote kerken zijn op het oude driebeukige grondplan
verrezen (Zuiderkerk en Westerkerk) en alleen de kleinere hulpkerk (de Noorderkerk)
die tegelijk met de Westerkerk werd ontworpen en zelfs nog eerder gebouwd, heeft

') Wagenaar heeft er gebruik van gemaakt; zie ook de opmerkingen van Mr. de Roever in de
inleiding op Staets’ Kroniek.

2) Jaarverslag K. O. G. t.a.p.

3) Protestantsche kerkgebouwen. De Zuider-, Wester-, en inzonderheid de Noorderkerk te Amster-
dam; tevens een bijdrage tot de geschiedenis van het Fabriek-ambt aldaar, door C. H. Peters. Oud-
Holland 1901 blz. 145 e.v. en 198 e.v.
 
Annotationen