Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Mededeelingen en korte berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0255

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

235

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN.

OFFICIEELE MEDEDEELINGEN.

Algemeene Vergadering (Museum-
Rapport). —- Zaterdag 17 December 1921, des
namiddags om twee uur, zal in een zaal bij Heystee
Smit, Heerengracht 545—549 te Amsterdam,
eene algemeene vergadering van den Ned. Oudh.
Bond plaats hebben, waar zal worden behandeld
het „Rapport der Rijkscommissie van advies in
zake reorganisatie van het museumwezen hier te
lande”.

De besprekingen zullen worden ingeleid door
de heeren Alb. Plasschaert (Veere) en F. Hudig
(Amsterdam), die zich op verzoek van het bestuur
bereid hebben verklaard hunne inzichten omtrent
de hoofdlijnen van het rapport uiteen te zetten.

De Secretaris.

E. J. HASLINGHUIS.

KORTE MEDEDEELINGEN.

HET VEERTIENDE CONGRES VOOR

MONUMENTENZORG IN DUITSCHLAND.

De geregelde reeks van „Tage für Denkmal-
pflege” is, na door den oorlog te zijn afgebroken,
verleden jaar te Eisenach weder voortgezet. Dit
jaar had de vergadering van 22 tot 24 Sept. te
Munster in Westfalen plaats, die schoone bisschops-
stad, welke zooveel heeft overgehouden van haar
middeleeuwsch karakter, dat door de veranderin-
gen in het tijdvak der Barok, in vele trekken
nog verrijkt en verdiept is.

Zeer talrijk waren de deelnemers; de naam-
lijst telde over de 500. Hieronder ook enkele
afgevaardigden uit Oostenrijk, Boheme, Zweden
en Nederland, uit welk laatste land schrijver dezes
het Rijksbureau voor de Monumentenzorg en den
Oudh.-Bond vertegenwoordigde.

Op den avond van den 22en Sept. werden wij
ontvangen in het „Stadtschloss”, het voormalig
paleis der vorst-bisschoppen, het machtige gebouw
(1767—’73), door den Munsterschen architect Joh.
Conrad Schlaun voor bisschop Maximiliaan Fre-
derik von Königsegg ontworpen en uitgevoerd.
Nadat de gebruikelijke woorden van verwelkoming
en van dank gesproken waren, gaf de directeur
van het Westfaalsch Museum, dr. M. Geisberg,

een beknopt overzicht van de ontwikkeling der
stad Munster, gegroeid uit Mimigernaford, het
veer over de Aa, tot een stad van over de 100,000
inwoners.

Den 23en Sept. opende prof. v. Oechelhaeuser
de eerste zitting in de zaal van het 14e eeuwsche
raadhuis. Hij beantwoordde bij deze gelegenheid
eenige verwijten, welke verleden jaar tegen de
werkwijze en de organisatie der „Tage” -waren
geuit, o. a. door Prof. Weber (Jena). Deze had
zich erover beklaagd, dat deze vergaderingen
slechts een oppervlakkige laag der maatschappij
in beweging brengen en geheel buiten de arbei-
derskringen omgaan. De voorzitter meende hier-
tegen het volgende te moeten in het midden bren-
gen: die verwijten zijn aan het verkeerde adres
gericht; de „Tage” vooronderstellen bij de deel-
nemers zekere vakkennis; „arbeiders zouden zich
aan onze tafel niet thuis voelen”; directen invloed
kunnen „wij” hoogstens oefenen door de propa-
ganda onzer bezoeken aan verschillende steden,
voor het overige zijn „wij” machteloos. Aldus de
voorzitter. Schrijver dezes maakt van deze alter-
catie vooral hierom gewag, dat zij een vraag be-
treft, welke niet alleen voor onze oostelijke buren,
maar ook „apud nos” van gewicht is en ook te
onzent wel eens goed onder de oogen mocht wor-
den gezien.

Het woord was nu aan prof. Gurlitt voor zijn
rede over „Monumentenzorg en heemschut in het
onderwijs voor het volk” (waarmede hij blijkbaar
in het bijzonder het onderwijs ten plattelande
bedoelde). „Denkmalpflege,” aldus Gurlitt, kan,
evenmin als heemschut, een leervak op school
zijn; de technische en juridische kwesties, die aan
de monumentenzorg verbonden zijn, kunnen slechts
door bevoegden worden behandeld. Wel echter kan
de school het begrip verspreiden voor de gedachten,
die ons bij heemschut leiden, n.1. liefde voor den
geboortegrond en verdediging van het eigenaardige
daarvan. De meening, dat wij onzen stedelingen-
blik op de schoonheid van het land aan het
buitenvolk moeten opleggen, wil zooveel zeggen
als: „gij begrijpt de schoonheid uwer omgeving
niet of verkeerd”, maar zoo komen we er niet.
Het „schilderachtige”, dat ons behaagt, mishaagt
den boer, als hij er geen nut van heeft. Misschien
 
Annotationen