Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Een belangrijk vonnis betreffende bescherming van monumenten in Deutschland
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: Het stadhuis te 's-Hertogenbosch
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0035

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
•maar ook op grond van art. 304, dat tot 3 jaar gevangenisstraf of tot 1500 Mark boete
bepaalt tegen hem, die »vorsatzlich und rechtswidrig . . . Grabdenkmaler, öffentliche
Denkmaler, Gegenstande der Kunst, der Wissenschaft . . . beschadigt oder zerstört”. De
hoofdschuldige, de »Kirchenrendant”, werd tot 3 maanden gevangenisstraf veroordeeld,
een medewerker tot 3 weken en anderen tot boeten ]).

Wanneer zal in Nederland de wetgever eens de mogelijkheid scheppen om onnoodige
afbraak te verbieden en om monumentenschenders te vervolgen, zoo die zich om het verbod
niet bekommeren?

J. C. OVERVOORDE.

HET STADHUIS TE ’S-HERTOGENBOSCH.

In de voorlaatste aflevering van het »Bulletin van den Nederlandschen Oudheid-
kundigen Bond” (pag. 212—226) werd door den heer Dr. C. F. Xav. Smits, naar aanleiding
van den onlangs ontdekten onderbouw van het in 1529—33 gebouwde en in 1669—93
vernieuwde Bossche stadhuis, een historisch en oudheidkundig overzicht van dat stadhuis
gegeven, benevens eene uitvoerige beschrijving van de in 1529—30 gebouwde kelders.

Met belangstelling hebben wij van deze studie kennis genomen, doch meer in het
bijzonder werd onze aandacht gevestigd op dat gedeelte, waar schrijver — na een nauwkeurig
door hem ter plaatse ingesteld onderzoek — tot de bespreking van dien gothischen onder-
bouw overgaat, en dit te meer, omdat ook wij deze veelbesproken keldergebouwen hadden
bezichtigd en onderzocht en ons daaromtrent eene vaststaande meening hadden gevormd.

Wij zullen trachten onze zienswijze, die in vele opzichten met die van Dr. Smits
in strijd is, klaar en duidelijk uiteen te zetten, opdat de lezer van ons »Bulletin”, ook al
is hem het Bossche stadhuis met z’n merkwaardige kelders geheel onbekend, niet alleen
ons betoog gereedelijk kunne volgen, doch tevens de overtuiging erlange, dat onze voor-
stelling onbetwistbaar de ware is.

Wij twijfelen geenszins, of de geachte schrijver zal ons deze repliek ten goede houden
en de gothische kelders onder het door hem beschreven stadhuis, na onze argumenten
gehoord en in loco aan de werkelijkheid te hebben getoetst, van hetzelfde standpunt gaan
beschouwen, als waarop wij ons van stonde af hebben geplaatst.

Om duidelijk het verkeerde inzicht in den stand van zaken aan te toonen, zijn wij
verplicht een drietal plaatsen uit de studie van Dr. Smits aan te halen.

1°. Op pag. 218 lezen wij :

Na 1669 en '70 is het oude of eerste stadhuis voor goed van het tooneel verdwenen,
alleen zijn onderbouw en zijn fraai overwelfde kelder zullen nog gedeeltelijk gespaard blijven.

1) Eene uitvoerige mededeeling over dit proces is opgenomen in »die Denkmalpflege” 1909,
no. 3, bl. 22.

23
 
Annotationen