Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Coster, Harry Pierre: Het koperen hek voor het altaar van St. Maarten in den Dom te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0208

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
HET KOPEREN HEK VOOR HET ALTAAR VAN ST. MAARTEN
IN DEN DOM TE UTRECHT1).

Het koperen hek voor het St. Maartensaltaar in den Utrechtschen Dom is besteld
in 1519 en is het vooral daarom voor ons merkwaardig, omdat toen uitdrukkelijk werd
voorgeschreven, dat het in renaissancestijl uitgevoerd zou worden. Deze datum is voor
Noord-Nederland buitengewoon vroeg, als men bedenkt, dat b.v. de bekende Dortsche
koorbanken van 1538—’43 en de meeste overige renaissancewerken zelfs nog later zijn,
terwijl ook in Frankrijk en Vlaanderen het meerendeel dier vroegere monumenten uit
het tweede kwart der 16de eeuw dateert. Wij zouden dus in het Utrechtsche hek een
der allereerste Noord-Nederlandsche werken voor ons hebben, die naar den nieuwen trant
vervaardigd zijn.

In het eerste deel van dit artikel is nu getracht de geschiedenis der levering in
haar verschillende phasen te reconstrueeren. Laat ik er evenwel aanstonds bijvoegen, dat
men volgens mijn meening tot de conclusie komen moet, dat het hek voor het St. Maartens-
altaar tenslotte niet geleverd is. Ik heb er naar gestreefd dit resultaat niet alleen waar-
schijnlijk maar ook aannemelijk te maken.

1) Op het onderwerp van dit opstel werd ik opmerkzaam gemaakt door Mr. S. Muller Fz., archivaris
te Utrecht, die mij welwillend omtrent de verschillende bronnen — gedrukte en ongedrukte — inlichtte.
Professor Vogelsang hielp mij bij de verklaring van menige duistere plaats in rekeningen en oorkonden,
en was verder zoo vriendelijk het geheele opstel nog eens met mij door te gaan. Aan beide Heeren
betuig ik hiervoor mijn oprechten dank.

De Heer W. A. E. van der Pluym, architect te Utrecht, teekende de keurige reconstructie en
ontwierp de plattegronden en verdere teekeningen, die met dit opstel verband houden. Hij deed hiervoor
in den Dom, speciaal in het noordertransept en in de aangrenzende kapellen eenige opmetingen, die hier
en daar door den verbouwden toestand, waarin zich dit gedeelte der kerk thans bevindt, nogal bemoeilijkt
werden. Zoo lagen b.v. de basementen der beide kerkpijlers, waartusschen eenmaal het altaar van
St. Maarten gestaan heeft, verscholen, het eene in een hok met timmermansgereedschap, het ander in
een afgeschoten ruimte, die als bergplaats van stoelen en stoven dienst doet. Met den Heer van der
Pluym zijn alle technische kwesties, die zich bij dit onderzoek voordeden, besproken; ook is de toe-
lichting der reconstructie in overleg met hem opgesteld. Voor al zijn moeite een woord van hartelijken dank.

Ten slotte een overzicht der gebruikte bronnen en der reeds bestaande literatuur.

Voor dit opstel werden geraadpleegd: 1°. Een aantal brieven en contracten, uitgegeven door
Mr. Ridder F. A. L. van Rappard in Obreen’s Archief voor Nederl. Kunstgeschiedenis IV, p. 246—264.
2°. Twee brieven vair Willem Heda uit het Brievenboek van het Domkapittel, uitgegeven in Mr. A. M.
C. van Asch van Wijck’s Archief voor Kerkel. en Wereldl. gesch. v. Ned. II, p. 251, 253. 3°. De reke-
keningen der Domfabriek van 1516—1531; de posten op het onderwerp betrekking hebbende vindt men
in de bijlage. 4°. De notulen der vergaderingen van het Domkapittel van 1516—1531, en andere stukken
uit het archief van den Dom, waarin echter niets over het onderwerp werd aangetroffen.

Literatuur over het onderwerp: Dr. G. Galland, Geschichte der Hollandischen Baukunst etc. im
Zeitalter der Renaissance, Frankfurt 1890 p. 45, waar blijkens de aangehaalde contracten wordt gedoeld
op het hek voor het St. Maartensaltaar, dat echter met het koorhek van den Dom verward wordt.
C- L. van Balen, De blijde inkomst der Renaissance in de Nederlanden, 1903. p. 43, 45, 46. Mr. S. Muller Fz.,
De Dom van Utrecht, Utrecht 1906, p. 11, 12. Dr. G. van Doorslaer, Johannes a Fine ou les Van den
Eynde, fondeurs a Malines, Anvers 1907, p. 34—39. 43—52. Dr. A. Eckhof, De Bestierders van den
Aflaat enz., Den Haag 1909, p. 52, 53.

196
 
Annotationen