Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Beets, Nicolaas: Een ruitje van Dirick Vellert?
DOI Artikel:
Stedelijk Museum te Haarlem
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0030

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Tenzij men ook op grond van analogieën met de voor een vroeg schilderstuk van Lucas
van Leyden gehouden Onthoofding van Johannes den Dooper 1) het ruitje van de Chapelle
du Saint-Sang, tegen mijne meening in, voor het voortreffelijk werk van een geheel onbekend
Leidsch glasschilder wil houden. Aan Lucas zelf zal men, geloof ik, nooit kunnen denken.

Een met al te groote verzekerdheid uitgesproken toeschrijving zou hier echter misplaatst
zijn. Daarvoor is de wisselwerking, die er tusschen de Antwerpsche en de Leidsche kunst
in de eerste dertig jaren der XVIde eeuw bestond, nog te weinig bestudeerd.

N. BEETS.

STEDELIJK MUSEUM TE HAARLEM.

Naar aanleiding van een opmerking van den Heer Z. Middelkoop heeft de
Commissie van Toezicht op het Stedelijk Museum te Haarlem rapport uitgebracht bij
schrijven van 6 Februari 1909, waaraan wij het volgende ontleenen:

Op de vergadering waren aanwezig de Heeren: Dr. A. Bredius, A. L. Koster,

Jhr. J. A. P. Repelaer van Spijkenisse, Prof. Dr. Jhr. J. Six, benevens de Voorzitter en

de Secretaris.

De Commissie heeft met algemeene stemmen besloten omtrent de gestelde punten
als volgt te rapporteeren:

1°. De toestand der Frans Halszaal. Die zaal is gebleken minder dan de beide andere
zalen, tot het Museum behoorende, geschikt geweest te zijn tot het bewaren van schilderijen
die reeds meermalen geregenereerd zijn (zooals o.m. de stukken van Frans Hals), omdat
in die zaal tot op heden niet werd gestookt.

De Commissie houdt zich overtuigd, dat zoodra in die zaal een dag en nacht

brandende kachel geplaatst zal wezen en het stoken daarvan met de noodige zorg geschiedt,

de toestand volkomen bevredigend zal mogen genoemd worden wat de conservatie der
schilderijen betreft.

2°. Vocht. De zaal is in de jongste maanden te vochtig geworden, doordat de
temperatuur aldaar lager was dan die der aangrenzende zalen, doch hierbij dient niet uit
het oog verloren te worden, dat te weinig vocht in de atmosfeer waarin schilderstukken
zich bevinden verderfelijk werkt, speciaal op die stukken welke op paneel zijn geschilderd
(de nos 124 en 125 van den catalogus). In dergelijk geval toch wordt vocht aan de
paneelen onttrokken en zulks geeft aanleiding tot kromtrekken en barsten. 1

1) Vroeger in de verzameling de Somzée te Brussel. Door Friedlander en Dülberg aan Lucas toege-
schreven, welke toeschrijving echter door Hulin in zijn «Catalogue critique” van de Brugsche Primitieven-
tentoonstelling» (1902) niet schijnt te worden beaamd. Ik ken dit werk slechts van een reproductie, en
durf de vraag, of het soms een Antwerpsche variatie op Lucas’ prent (Bartsch lil) kan zijn, slechts
opwerpen, niet beantwoorden. «Salomo’s afgodendienst», het stuk in het LIaagsche Mauritshuis — een
vrij onaangenaam schilderij — dankt, naar ik meen, zijn Leidsch aspect slechts aan Lucas’ houtsneden
(B 9 en, wat den narrekop op den achtergrond van het middelluik. betreft, Passavant III, No. 23).

18
 
Annotationen