Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Beets, Nicolaas: Piter Cornelisz .Kunst, Glas - Schrijver en ... Schilder?
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0023

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Passavant («Peintre-Graveur» III) achtte den meester geheel ten onrechte identiek
met den monogrammist P V L van wien wij eenige prenten bezitten. Het was daarentegen
Dülberg’s gelukkige vinding den meester een aantal teekeningen toe te schrijven, die zeer
veel aan Lucas van Leyden’s vormentaal doen denken en meestal van het ineengestrengeld
monogram P C voorzien zijn]). Dülberg noemt vijl van zulke teekeningen, de werken
van barmhartigheid voorstellend, van 1524 en 1532, in het Berlijnsche en ééne, Virgilius
in de mand, van 1523, in het Amsterdamsche prentenkabinet. De laatste verzameling bezit
op het oogenbhk behalve de Virgilius nog drie teekeningen van dezen meester, twee van
1524 «De zieken vertroosten» 1 2 3) en «De dooden begraven» uit een reeks der werken van
barmhartigheid, en eene, deze in afwijking van het gewone formaat in de hoogte, rond,
niet gesigneerd maar met den datum 1528. De laatste zal tot een reeks der geschiedenis
van den Verloren Zoon behoort hebben. De teekenaar toch schreef waarschijnlijk eigen-
handig onder het heeren-diner dat hij ons te zien geeft dit rijmpje:

Den vader heeft den zoen en maeltijt bereyt
Dies hadde den bruder toren sonder bescheyt.

Elders 3) noemt Dülberg nog een particuliere, Parijsche, verzameling waarin zich teeke-
ningen van Pieter Cornelisz. zouden bevinden. Wij vermoeden dat daar de verzameling van den
heer Eug. Rodrigues bedoeld zal zijn. Van hèm althans kreeg de heer Moes naar aanleiding
van zijn teekeningen-publicatie eenige «Pieter Kunsten» ter bezichtiging toegezonden. Van de
niet gesigneerde acht ik èèn rond blad zeker van den meester. Het is merkwaardig omdat het
zijn vroegst gedateerd werk is — van 1517 — dat ons bovendien in eenigszins met Lucas’ prent
van een jaar later (B 31) overeenkomende compositie, Esther voor Ahasverus, te zien geeft.

Twee andere hier afgebeelde bladen schijnen tot twee verschillende reeksen Werken
van Barmhartigheid te behooren.

Het eene, van 1531, zonder het monogram, geeft een alleraardigste voorstelling

1) Het monogram werd in Brulliot’s «Dictionnaire des Monogrammes» (I, No. 1431) aan den
graveur Custos Decker gegeven. Die plaats zal wel de bron zijn van de veel voorkomende toeschrijving
aan dien lateren meester, die trouwens ook een onderwerp dat Pieter Cornelisz. lief was, de «Daden
van Barmhartigheid» in een reeks prenten behandelde.

2) Reproductie op ware grootte in Moes’ «Oude Teekeningen van de Hollandsche en Vlaamsche
school in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam», II, pl. 99. De in den text gegeven geboorte- en
sterfjaren zijn die van Cornelis Kunst, den anderen zoon van Cornelis Enghebrechtsz.

3) «Frühhollander», I, pag. 6. In de na het zetten van dit artikel verschenen eerste aflevering
van zijn «Frühhollander», IV (Frühhollander in Paris) publiceert Dülberg een 1537 gedateerde teekening
van den meester (vroeger te Parijs, nu te Bayonne, Musée Bonnat), die den armen Lazarus en den maaltijd
van den Rijke voorstelt. Niettegenstaande het late jaar is van een stijlontwikkeling niet veel te merken.
De techniek van de teekening in Bayonne schijnt te nooden tot een vergelijking met de gewasschen
teekeningen, die tegenwoordig algemeen aan Jan Swart worden toegeschreven. Niet onmogelijk is het
dat de twee elkaar in het glasschildervak ontmoet hebben. Tiet Rijks-Prentenkabinet te Amsterdam bezit
drie van zulke aan Jan Swart toegeschreven bladen. Een daarvan — misschien Esther aan den maaltijd bij
Ahasverus voorstellend — is in Moes’ Teekeningenwerk (Pl. 75) gepubliceerd. Bij de zoo juist door Dülberg
aan het licht gebrachte «Sprinkhanenplaag» (Pl. 24) twijfel ik, als bij meer teekeningen van dezelfde hand,
tusschen Swart (laat) of Pieter Coeck. Misschien zal Dülberg’s nog te verschijnen tekst dien twijfel wegnemen.

11
 
Annotationen