Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Gijn, Simon van: De halsketen van de schutterij der Kloveniers te Dordrecht
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Een belangrijk vonnis betreffende bescherming van monumenten in Deutschland
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0034

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
gondischen tijd en de pijlen op St. Sebastiaan, den patroon der schutters, en op de dagen
toen zij zich nog van den handboog bedienden, die later, na de invoering der vuur-
wapenen, door den coluvrijn (vanwaar hun naam kolveniers of kloveniers) vervangen
werd. Doch de keten kan daarom toch in later tijd vervaardigd zijn. De stijl van het
ornament, doet meer aan de XVD, dan aan de XVe eeuw denken. De schildjes en de
haakbussen werden er kennelijk later, vermoedelijk in de XVIIe eeuw, aan toegevoegd.

Maar, om het even van welken tijd het moge dateeren, men mag onze stad, die
niet rijk is aan voorwerpen haar verleden betreffende, geluk wenschen, dat het bezit van
dit merkwaardig historisch reliek, dank zij den milden zin van twee harer burgeressen,
thans voor goed aan haar verzekerd is.

De bovenstaande mededeelingen werden gedeeltelijk door mij ontleend aan een
uitvoerig artikel over de bezittingen der voormalige Dordtsche schutterijen, in de »Dordr.
Courant” van 2 April 1906, van de hand van onzen Gemeente-archivaris, den heer I. L.
van Dalen, die ook in »Eigen Haard” van 9 juni 1906 eene bijdrage over ditzelfde
onderwerp heeft geleverd.

Mr. S. VAN GIJN.

EEN BELANGRIJK VONNIS BETREFFENDE BESCHERMING VAN
MONUMENTEN IN DUITSCHLAND.

In de zittingen van het Landgericht te Aken van 15 October 1908 en 1 Februari 1909
werd vonnis gewezen in een strafgeding wegens beschadiging van monumenten. In Dürboslar,
in den Kreiz Gulik, was een nieuwe katholieke kerk gesticht, doch van den Minister van
Eeredienst was geen toestemming verkregen tot afbraak van den toren der oude kerk,
daar deze behouden moest blijven, als een der oudste romaansche bouwwerken uit de
omgeving, waarschijnlijk nog van vóór het jaar 1000. De Minister had in overweging
gegeven om den toren tot kapel op de begraafplaats in te richten en de helft van de
op 800 Mark geschatte kosten aangeboden, terwijl de gemeente dan de andere helft te
betalen zoude hebben.

Hiervan waren de inwoners echter niet gediend en, blijkbaar volgens een tevoren
beraamd plan, trok den 16en Juli 1907 een groote schare dorpelingen ’s avonds met
allerlei werktuigen naar den toren om dien geheel met den grond gelijk te maken. In
twee nachten was dit vandalenwerk volbracht en de burgemeester meldde daarop, dat de
toren was ingestort.

Uit de getuigenis van den Provincialen conservator Prof. Dr. Paul Clemen bleek
overtuigend, dat de hechtheid van het bouwwerk de mogelijkheid van een instorten
geheel uitsloot, en bij de op last van den Minister ingestelde strafvervolging kon althans
van een deel van de sloopers de schuld bewezen worden, niettegenstaande de dorpelingen
op allerlei wijzen zich aan bezwarende getuigenissen trachtten te onttrekken. De vervolging
geschiedde niet alleen op grond van beschadiging (art. 303 van het Duitsche Strafwetboek)

22
 
Annotationen