Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Muller, Samuel: De groote zaal te Woerden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0065

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
derhalve aannemen, dat het allicht niet lang voor 1394 van den graaf stadrecht zal verkregen
hebben 2) : wellicht is de afdruk, die wij hierboven reproduceeren, een der eerste, die van
het nieuwe zegel van het stadje gemaakt zal zijn. Met deze conclusie komt het karakter
van het zegel ook vrij wel overeen. Het randschrift, »S. de Worde ad causas", vertoont,
voor zoover nog kenbaar, geene zeer oude letters, en de benaming voor het kleine (het
oude »secreet-”) zegel »ad causas” (naast het groote zegel »ad contractus”) verbaast zelfs
eenigszins in de 14de eeuw als iets moderns, dat men dan wel allerminst zou verwachten
in zulk een klein stadje.

Alles bijeengenomen mogen wij dus aannemen, dat Woerden stadrecht verkregen
heeft in het laatst der 14de eeuw. De nieuwe stad was ontstaan en opgegroeid in den
schaduw van den ouden Stichtschen burg, die later het hoofd was eener groote heerlijkheid.
Aan dien burg ontleende zij haar belang, en dit bleef het geval ook toen beiden te zamen
een onderdeel waren geworden van het graafschap Holland. Dat de stad op haar zegel
dezen burg heeft willen vereeuwigen, kan ons dus geen oogenblik bevreemden. Zoo mogen
wij het er derhalve voor houden, dat het zegel ons inderdaad de afbeelding levert van
het hooge huis te Woerden, zooals zich dit op het laatst der 14de eeuw vertoonde.

Over de geschiedenis van dit gebouw kunnen wij, het zegel raadplegende, nog wel
een en ander verhalen. Deze zaal, opgetrokken in groote baksteenen, geflankeerd door
twee traptorens, is wel zeker een gebouw van den overgangsstijl. Zijne torens zijn gedekt
met spitse daken, zijn gevel wordt versierd door de in het oog vallende hogels der gothiek;
maar het groote roosvenster, de horizontale versierde lijst, de twee kleine ronde venster-
openingen en de rondboogige deur herinneren toch nog aan den romaanschen stijl. Het
gebouw gelijkt treffend op de Haagsche zaal; maar enkele bijzonderheden spreken daar
toch reeds van latere tijden. Over den stichter van de Woerdensche zaal kunnen wij dus
niet twijfelen: zonder twijfel was het graaf Floris’ moordenaar, heer Herman, de machtigste
van alle heeren van Woerden, die (weinig vermoedende, hoe deerlijk hij eerlang zou vallen
als de laatste van zijn geslacht) den luister zijner positie in beeld heeft willen brengen
door de stichting dezer nieuwe zaal. Herinneren wij ons, dat de Haagsche zaal eene punt-
boogige deur vertoont en daarboven puntboogige vensternissen, dan zullen wij zelfs, indien
deze deuren en vensters niet (evenals de twee groote laat-gothieke benedenvensters) het product
zijn eener latere restauratie, geneigd zijn aan te nemen, dat de Woerdensche zaal iets ouder zal
geweest zijn dan de Haagsche en dus voor dien bouw als voorbeeld kan hebben gediend.

Uit het bovenstaande volgt, dat heer Herman’s zaal, als woning der Hollandsche
slotvoogden, nog in het laatst der 14de eeuw nagenoeg onveranderd zal hebben bestaan.
Maar, zooals wij van Heda vernamen, de elect Jan van Beyeren heeft de zaal in het begin
der 15de eeuw geheel verbouwd en haar versterkt naar de behoeften zijner eeuw. Zoo
moet het slot Woerden ontstaan zijn, dat nog Heda meer dan eene eeuw later gekend
heeft, — in hoofdzaak zeker ook de kern van het nog heden bestaande Woerdensche kasteel.

S. MULLER Fz. 1

1) Echter toch vóór 12 Maart 1371 : zie Van Mieris, Charterboek, III 206.

53
 
Annotationen