Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Boekbespreking
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0071

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
alle categorieën van voorwerpen in het Museum op zaakkundige wijze heeft behandeld
en hun de hun toekomende plaats in den catalogus heeft weten te geven. Toch meen
ik hem geen onrecht te doen, wanneer ik mijnen indruk weergeef, dat zijn hart hem
meer naar het eigenlijk oudheidkundig gedeelte trok. En dat is zeer gelukkig te noemen;
want het zijn inderdaad de voorwerpen uit de oudheid, die aan het Friesch Museum
zijne grootste waarde voor de wetenschap en de geschiedenis geven. Hoe weinig overigens
geneigd om de studie der oude tijden en hunner voortbrengselen a priori boven die der
nieuwere te stellen, durf ik bovenstaande bewering toch ten opzichte van de Friesche
verzamelingen met nadruk uiten. De collectie terpoudheden te Leeuwarden is in haar
soort eenig; zij belooft mettertijd nog zeer veel belangrijker te zullen worden; zij zal
op den duur de wederontdekking der oudste geschiedenis van Friesland mogelijk maken.
Uit dien hoofde zij het mij vergund met deze oudheden te beginnen (die trouwens in
den catalogus vooropgesteld zouden zijn, indien het niet practischer geweest was de
volgorde der vertrekken van het museumgebouw in acht te nemen) en daaraan het
grootste gedeelte van deze bespreking te wijden.

De bodem van Friesland bestaat, zooals men weet, voor een gedeelte uit klei- en
voor een ander gedeelte uit zand- en veengronden. Deze laatste, die van ouderen oorsprong
zijn, leveren ook de oudste vondsten op : wapens en werktuigen van harde steensoorten
(blz. 20) en van brons (blz. 21).

Van jongeren datum zijn de terpen, de hooggelegen woonplaatsen van de bevolking
der vlakke en tegen het zeewater slecht beschutte kleistreek. Haren ouderdom zoo nauwkeurig
mogelijk te bepalen is eene zaak van groot gewicht. De oudste binnen enge grenzen te
dateeren voorwerpen uit terpen zijn de te Winsum gevonden Romeinsche oudheden uit
het begin der eerste eeuw van onze jaartelling (blz. 26, 27) en de meerendeels nog ten
tijde der republiek geslagen denarii uit de glooiing van eene terp bij Feins (blz. 73). Kan
men met betrekking tot deze laatste nog beweren, dat zij mogelijkerwijze eerst eenige
tientallen van jaren na den dood van Tiberius (37 na Chr.), wiens beeldenaar de jongste
stukken dragen, in den grond zouden kunnen zijn gekomen, ten opzichte van de vondsten
te Winsum is, dunkt mij, de .juistheid der door Mr. Boeles gegeven dateering niet aan
twijfel onderhevig. Wij weten, dat de Romeinen Friesland van 12 v. Chr. tot 28 na Chr.
bezet hebben gehouden, om er daarna in 47 nog slechts weder voor enkele jaren hunne
heerschappij te vestigen. De terp te Winsum bestond dus reeds omstreeks het begin onzer
jaartelling, en de Romeinen hebben daar eene legerplaats of eene nederzetting op gehad
(zie ook Boeles, »Elsevier”, 1908, blz. 172). Hoewel nu natuurlijk niet alle terpen even
oud behoeven te zijn als die te Winsum, hebben wij thans toch wel het recht verkregen
om te zeggen, dat de Romeinen bij hunne komst in het Noorden van ons land er de
Friezen hebben aangetroffen, wonende op terpen. Dat die terpen toen veel lager waren
dan later, spreekt van zelf.

Eene tweede vraag is het, of er niet misschien reeds voordat de Friezen zich aan
onze Noordkust waren komen vestigen, terpen aldaar zijn geweest, die door andere stammen

59
 
Annotationen