Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Aanteekeningen over Alkmaar's monumenten
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0086

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
zuidelijke Nederlanden door de Spaansche troepen naar het noorden kwamen. Tijdelijk
heeft de weverij, ook de damast- en zijdeweverij, er gebloeid: de namen van den
kunstrijken Paschier Lammertijn en van Casper Benoist zijn daar om het te bewijzen.
Maar ook allerlei andere takken van nijverheid kwamen op. Zoo waren er vrij groote zout-
keten, verscheidene lijnbanen, vele kuiperijen, eenige papiermolens en ettelijke molens voor
andere doeleinden, ook houtzaagmolens, van welke soort zelfs de eerste — later naar de Zaan
verplaatst en daar voorlooper van een gansche industrie — van Alkmaarsche vinding was.

Ten slotte werd in de eerste jaren der 17de eeuw een begin gemaakt met den aanleg

van »den Hout”. Men gaf, althans aan ééne
zijde, de vroeger bijna geheel door water,
nu geheel door weiland omringde stad, een
belommerde wandelplaats, iets dat zeker de
aantrekkelijkheid zéér heeft verhoogd,vooral
toen de Alkmaarsche regeeringsgeslachten,
die in Heilo hun landhuizen hadden ook
daar aansluitende plantages aanlegden.

Wij hebben bij den Alkmaarder Hout
dus niet aan oude bosschen langs de duinen
te denken, maar aan kunstmatigen aanleg.
Hiertoe werd in November 1607 het eerste
besluit genomen; in 1622 breidde men de
aanplanting westelijk uit en eenige jaren
daarna ging men over tot het planten van
lanen bezuiden den weg naar Bergen, waar-
door de zoogenaamde Geesterhout ont-
stond. Sedert is men steeds bedacht geweest
zoowel op het afronden der plantage, als
op het aankoopen van ingesloten wei- en
bouwland. Het terrein bijv., waarop men
nu den hertenkamp vindt, is eerst voor
eenige jaren verworven.

Zóó trachtte Alkmaar dus in het begin der zeventiende eeuw de voorwaarde te
scheppen tot een grootscheepsche ontwikkeling, hetgeen echter, bepaaldelijk waar het de
bevordering der groote nijverheid betrof, tot een krachtige oppositiebeweging der kleine
burgerij leidde. Evenals elders uitte zich die in een contraremonstrantsche beweging, welke
wel eerst bedwongen werd, maar toch tenslotte met steun van buiten overwon. In de
twintiger jaren der zeventiende eeuw was het dan ook met het bevorderen der groote
nijverheid uit en kwam slechts het streven om van Alkmaar een marktcentrum te maken
volledig tot zijn recht. Daarop bleef de geheele stedelijke politiek in het vervolg gericht;
daarvoor kwamen de afgevaardigden in de Staten van Holland op als zij onder de krachtigsten

74
 
Annotationen