Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Aanteekeningen over Alkmaar's monumenten
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0087

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
zijn in de onderdrukking van elk opleven ten plattenlande dat de stad zou kunnen schaden;
daarvoor waakte de regeering wanneer zij zich invloed verschafte in de waterschappen
en polderbesturen der omgeving; als zij wegen en vaarten verbeteren het die naar de stad
hepen; als zij zich kantte tegen het streven van Hoorn om de vrije doorvaart van West-
friesland naar Kennemerland door o vertoornen — bij Rustenburg en Ursem — te beletten.

Dit alles bracht welvaart in de stad. Niet slechts bij de regenten, groote grond-
bezitters over het algemeen, maar vooral ook in den grooten kring eener middenklasse,
die op allerlei wijzen leefde van den boer. Het onmogelijk maken der plattelandsnijverheid
hield menig handwerk in de steden op de been: de kuipers, de lijnslagers, de zadelmakers
konden het zonder de boeren niet stellen, maar hadden het nu goed. De grutters van
Alkmaar hielden lang een Hollandsche vermaardheid. En zoo was er van allerlei.

Een landbouwcentrum met een sterk
sprekend kleinburgerlijk karakter, ziedaar wat
Alkmaar worden moest en geworden is in de
zeventiende en de achttiende eeuw.

En dat is eigenlijk tot den huidigen
dag zoo gebleven. Hoewel natuurlijk enkele
industrieele ondernemingen in de laatste 25
jaren tot bloei zijn gekomen is het karakter der
stad nog juist hetzelfde als tevoren : dat van een
centrum van een streek van landbouw en vee-
teelt. In niets is dat duidelijker uitgesproken dan
in het feit, dat het behalve knooppunt van de
twee Noord-Hollandsche lijnen der H. IJ. S. M.,
eindpunt is van vier, weldra vijf stoomtram-
hjnen, terwijl twee stoombootdiensten naar
noord en zuid langs het Noord-Hollandsch
Kanaal geregelde diensten onderhouden. Be-
roemd is de Vrijdagsche kaasmarkt; bovendien
zijn er nog twee wekelijksche veemarkten, een

Maandagsche en een Zaterdagsche, de laatste gecombineerd met een graanmarkt. Een groote
voorjaars- en een dito najaarsveemarkt herinneren aan de oude grafelijke voorrechtbrieven.

Zoo heeft gedurende drie eeuwen minstens een heel stadsleven zich aangepast aan in
hoofdzaak gelijkblijvende omstandigheden en dat heeft er natuurlijk een stempel op gedrukt
zóó waarneembaar in alles, dat het zelfs nu nog gelijkt of die smalle grachten en straten
niets hebben ingeboet van het gemoedelijke van eenige eeuwen her. Er gaat een wonderlijke
bekoring van oudhollandschheid uit van die stadsgezichten, zelfs als zij nog maar weinige of
slechts een enkel mooi geveltje bezitten, omdat daar, in verband tot het geheele stadsbeeld
gezien, het karakter van weleer zoo duidelijk tot ons komt. Deze bekoring wordt, wil ik zeggen,
wel gedragen door typische stukjes architectuur, maar zij heeft dieper liggende grondslagen.

Deel der gewelf beschildering in de voormalige
sacristie der St. Laurenskerk.

75
 
Annotationen