In het museum hangen eveneens de portretten van Pieter Claesz. Palinc en josina van
Foreest, en die van Andries Willemsz. van Oosthoorn gezegd van Sonneveld en Wilhelmina
Palinc, hun erven, de beide eersten de stichters, de beide laatsten de begunstigers van het
grootste der Alkmaarsche hofjes het
Provenhuis van Palinc en v. Foreest. — Men vindt het bij het binnenkomen der
stad op den hoek der Kanisstraat. De gevel is modern maar een achttiende eeuwsche steen
vermeldt de namen der stichters en vertoont hun wapens. Toen voor eenige jaren de
financiën der stichting dat toelieten, deden regenten een tweede en grooter gebouw zetten
aan de buitenzijde der stad.
Weeshuis. — Bij de Groote kerk staat het Weeshuis, een modern gebouw — op
de bovenverdieping is het Gymnasium gehuisvest — dat echter enkele merkwaardige
schilderijen bezit. In de regentessenkamer: eene serie uit de eerste jaren der zeventiende eeuw
dagteekenend en voorstellende verschillende episoden uit het leven van weeskinderen.
Merkwaardig is »de begrafenis der ouders”, die een afbeelding geeft van het gedeelte der
Langestraat dicht bij de kerk, ook »de school”. Voorts hangt er een regentessestuk van Domer.
Detail van een schoorsteenmantel in het Provenhuis van Nordingen.
In de regentenkamer zijn eenige regentenstukken, waaronder een zeer goed van
de hand van D. Metius. Voorts een portret van Wollebrand Geleynsz. de Jongh, van
wien de legende vertelt, dat hij als knaap uit het weeshuis ontsnapte, en, naar Indië
gegaan zijnde, daar opklom tot Directeur van den handel in Perzie; op zijn ouden dag
in Alkmaar teruggekomen werd hij de begunstiger van het weeshuis. De legende is slechts
voor het laatste gedeelte juist. Uit zijn nog aanwezige familiepapieren blijkt van het eerste
niets, maar wel, dat hij als jonge man en later geregeld te Alkmaar kwam en daar in
regentenkringen verkeerde.
Behalve deze min of meer officieele gebouwen zijn er nog tal van particuliere woningen
die onze aandacht verdienen, omdat ze geheel of gedeeltelijk overblijfselen zijn van oude
architectuur. Wij zullen ze straatsgewijze behandelen.
Langestraat. — Wij beginnen met de hoofdstraat, de Langestraat, terecht als hartader
der stad beschouwd. Zij verbond eertijds de Groote kerk met de gemeene weide, die —
men kan het aan het hoogteverschil halverwege de straat duidelijk bemerken — begon
waar de strook hooge geestgrond, waarop men de stad was gaan bouwen, eindigde. In
de zestiende eeuw, toen men het stadhuis vergrootte, was echter de weide reeds geheel
7
83
Foreest, en die van Andries Willemsz. van Oosthoorn gezegd van Sonneveld en Wilhelmina
Palinc, hun erven, de beide eersten de stichters, de beide laatsten de begunstigers van het
grootste der Alkmaarsche hofjes het
Provenhuis van Palinc en v. Foreest. — Men vindt het bij het binnenkomen der
stad op den hoek der Kanisstraat. De gevel is modern maar een achttiende eeuwsche steen
vermeldt de namen der stichters en vertoont hun wapens. Toen voor eenige jaren de
financiën der stichting dat toelieten, deden regenten een tweede en grooter gebouw zetten
aan de buitenzijde der stad.
Weeshuis. — Bij de Groote kerk staat het Weeshuis, een modern gebouw — op
de bovenverdieping is het Gymnasium gehuisvest — dat echter enkele merkwaardige
schilderijen bezit. In de regentessenkamer: eene serie uit de eerste jaren der zeventiende eeuw
dagteekenend en voorstellende verschillende episoden uit het leven van weeskinderen.
Merkwaardig is »de begrafenis der ouders”, die een afbeelding geeft van het gedeelte der
Langestraat dicht bij de kerk, ook »de school”. Voorts hangt er een regentessestuk van Domer.
Detail van een schoorsteenmantel in het Provenhuis van Nordingen.
In de regentenkamer zijn eenige regentenstukken, waaronder een zeer goed van
de hand van D. Metius. Voorts een portret van Wollebrand Geleynsz. de Jongh, van
wien de legende vertelt, dat hij als knaap uit het weeshuis ontsnapte, en, naar Indië
gegaan zijnde, daar opklom tot Directeur van den handel in Perzie; op zijn ouden dag
in Alkmaar teruggekomen werd hij de begunstiger van het weeshuis. De legende is slechts
voor het laatste gedeelte juist. Uit zijn nog aanwezige familiepapieren blijkt van het eerste
niets, maar wel, dat hij als jonge man en later geregeld te Alkmaar kwam en daar in
regentenkringen verkeerde.
Behalve deze min of meer officieele gebouwen zijn er nog tal van particuliere woningen
die onze aandacht verdienen, omdat ze geheel of gedeeltelijk overblijfselen zijn van oude
architectuur. Wij zullen ze straatsgewijze behandelen.
Langestraat. — Wij beginnen met de hoofdstraat, de Langestraat, terecht als hartader
der stad beschouwd. Zij verbond eertijds de Groote kerk met de gemeene weide, die —
men kan het aan het hoogteverschil halverwege de straat duidelijk bemerken — begon
waar de strook hooge geestgrond, waarop men de stad was gaan bouwen, eindigde. In
de zestiende eeuw, toen men het stadhuis vergrootte, was echter de weide reeds geheel
7
83