Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI issue:
Nr. 3
DOI article:
Gelder, H. E. van: Aanteekeningen over Alkmaar's monumenten
DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0096

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
bebouwd en liep de straat door tot aan haar waterzoom, — de Mient, die men daar vindt
herinnert aan dien ouden toestand. Gelijktijdig met den stadhuisbouw werd over dat water
een steenen brug gelegd, in plaats van den houten, ter verbinding met het nieuw aange-
bouwde deel op het moerassige grootendeels aangeslibde land tusschen Mient en Voormeer.
De naam Verdronkenoord die wij daar vinden, duidt op dien oorsprong.

De Langestraat heeft in haar eerste gedeelte het karakter van straat van patriciërs-
woningen behouden. Verderop is ze bijna geheel winkelstraat geworden, wat haar aller-
laatste deel waarschijnlijk altijd is geweest. Dit heeft daar de puien der huizen doen
veranderen, maar vaak heeft men het bovengedeelte ongewijzigd gelaten.

De deftige huizen in het eerste ge-
deelte zijn meestal nog meer geschonden; de
enkele goede vallen daardoor ook dadelijk op.

Op het kerkplein, grootendeels in den
tuin van het hoekperceel van de Langestraat
stond eertijds het »Hoogehuis”, een min of
meer kasteelachtig gebouw, bewoond door
de rentmeesters van de Egmonder Abdij,
o. a. door Pieter Palinc, wiens grafsteen in
de kerk wij vermeldden; in den geuzentijd
woonde er een van Teylingen en werd
Hendrik van Brederode er op zijn doortocht
geherbergd. Later is het weder geruimen tijd
in het bezit der regentenfamilie van Leylingen
geweest. Het hoekhuis waaraan nu niets bij-
zonders te zien is, was waarschijnlijk de in
de zestiende eeuw bekende herberg »in
Coelen” in de woelige jaren omstreeks 1566
bestuurd door Arnold van Rosenberch, rent-
meester van Brederode, — die heer van
Bergen was en dus belangen in de buurt
van Alkmaar had. Daar was dus toen het verzamelpunt van de ontevredenen, daar was
ook de maaltijd, waar, bij Brederodes bezoek, het »vivent les Gueux” werd aangeheven,
dat de kleine luiden onder de gereformeerden moed gaf om dien avond ook in Alkmaar
den beeldenstorm te beginnen.

No. 56. — Het naastliggende huis heeft een deftigen, geheel hardsteenen gevel uit
het midden der achttiende eeuw, toen het gebouwd werd voor den burgemeester de Dieu,
wiens familie het nog bezit. Wat bij bijna geen der andere huizen te zeggen valt, geldt
hier wel, n.1. dat de inwendige architectuur en versiering vrijwel ongeschonden bewaard
gebleven zijn.

No. 45. — Even voorbij het stadhuis, is ook achttiende-eeuwsch maar veel rijker

84
 
Annotationen