grootere patronen van door elkaar gewerkte sterren, vierkanten en ruiten, hier en daar
met bladvormen gevuld, vertoonen, en waaraan op blz. XVII van onzen catalogus
wordt herinnerd, kunnen wij op zes zeer Iraaie
stukken wijzen. Een der aantrekkelijkste, gekleurd
in geel, rood, donker blauw en wit, beelden wij
hier af (fïg. 5).
De ineengestrengelde lijnen zien wij op een tweetal
late Koptische zijden weefsels waar de vlechtingen
een nog zeer regelmatig, enkelvoudig patroon vormen
en, wederom veel ingewikkelder toegepast, op
Spaansch-Moorsche stoffen welke vanaf de twaalfde
tot in de vijftiende eeuw worden aangetroffen. Som-
mige dier patronen zijn niet anders dan verwerkte
letterteekens, korte inscripties, als: de goddelijke
barmhartigheid, de goddelijke goedertierenheid enz.
Het sierlijkste voorbeeld is wel het weefsel van
gouddraad op witten grond, met rood omlijnd en
genuanceerd met zacht blauw, groen en geel, waarvan
de verzameling een staal bezit (fig. 6).
Dit stukje is nog in gobelin-techniek vervaardigd,
zoodat het ook in dit opzicht overeenkomst vertoont
Real, te Madrid, afkomstig van den mantel van den
H. Ferdinand. Wij kunnen het weefsel dus gevoeglijk aanmerken als een product uit het
begin der 13de eeuw.
Wij moeten wederom naar het oosten terug, om den oorsprong van een nieuw
element te zoeken dat ook in de weverij van het westen een groote rol heeft te spelen.
Ik doel op een invloed uit China.
Reeds in de vroege middeneeuwen vin-
den wij daar sporen van, zoo spoedig
als, in de 7de eeuw, de zijdeweverij
begint. In onze verzameling kan reeds
op de bovengenoemde in zes-hoeken
versierde Byzantijnsche stof een motief
aangewezen worden dat blijkbaar aan
Chma is ontleend, n.1. de geslingerde
band welke de palmet, als hartdécor
van den zeshoek, omgeeft. Maar hier
bleef het nog bij een onderdeel; vanaf de 13de eeuw, na de invallen der mongolen, zien wij
op sommige stoffen de Chineesche invloed het geheele patroon beheerschen. Ik weet het niet
beter uit te drukken dan door te zeggen, dat het patroon uitéén getrokken wordt. Daargelaten
Figuur 4.
met een klein lapje in de Armeria
106
met bladvormen gevuld, vertoonen, en waaraan op blz. XVII van onzen catalogus
wordt herinnerd, kunnen wij op zes zeer Iraaie
stukken wijzen. Een der aantrekkelijkste, gekleurd
in geel, rood, donker blauw en wit, beelden wij
hier af (fïg. 5).
De ineengestrengelde lijnen zien wij op een tweetal
late Koptische zijden weefsels waar de vlechtingen
een nog zeer regelmatig, enkelvoudig patroon vormen
en, wederom veel ingewikkelder toegepast, op
Spaansch-Moorsche stoffen welke vanaf de twaalfde
tot in de vijftiende eeuw worden aangetroffen. Som-
mige dier patronen zijn niet anders dan verwerkte
letterteekens, korte inscripties, als: de goddelijke
barmhartigheid, de goddelijke goedertierenheid enz.
Het sierlijkste voorbeeld is wel het weefsel van
gouddraad op witten grond, met rood omlijnd en
genuanceerd met zacht blauw, groen en geel, waarvan
de verzameling een staal bezit (fig. 6).
Dit stukje is nog in gobelin-techniek vervaardigd,
zoodat het ook in dit opzicht overeenkomst vertoont
Real, te Madrid, afkomstig van den mantel van den
H. Ferdinand. Wij kunnen het weefsel dus gevoeglijk aanmerken als een product uit het
begin der 13de eeuw.
Wij moeten wederom naar het oosten terug, om den oorsprong van een nieuw
element te zoeken dat ook in de weverij van het westen een groote rol heeft te spelen.
Ik doel op een invloed uit China.
Reeds in de vroege middeneeuwen vin-
den wij daar sporen van, zoo spoedig
als, in de 7de eeuw, de zijdeweverij
begint. In onze verzameling kan reeds
op de bovengenoemde in zes-hoeken
versierde Byzantijnsche stof een motief
aangewezen worden dat blijkbaar aan
Chma is ontleend, n.1. de geslingerde
band welke de palmet, als hartdécor
van den zeshoek, omgeeft. Maar hier
bleef het nog bij een onderdeel; vanaf de 13de eeuw, na de invallen der mongolen, zien wij
op sommige stoffen de Chineesche invloed het geheele patroon beheerschen. Ik weet het niet
beter uit te drukken dan door te zeggen, dat het patroon uitéén getrokken wordt. Daargelaten
Figuur 4.
met een klein lapje in de Armeria
106