Abraham de Bruyn, goudsmid en graveur, die in de tweede helft der zestiende
eeuw in Antwerpen en ook eenigen tijd in Keulen werkte, heeft de prachtige blaadjes
waarschijnlijk als voorbeelden voor goud- en zilversmeden gegraveerd. Het eerste blad
heeft, naast den naam van den uitgever, Joos de Bosscher, het jaar van uitgaaf: 1584;
slechts het laatste is voorzien van het monogram van den graveur :). Het is niet onmogelijk
dat deze suite, als andere werken van zijn hand, later in Amsterdam, waar zijn zoon
Nicolaes in het begin der. 17de eeuw het
/- . . ->■ ■
l< 'b 1 74 AA
' ' • : r
kW vAk
i, \ - d v m
fa
* ,y Cd.
E 1/ n (•; <» jy-rN
bedrijf van zijn vader voortzette, nog eens
zijn uitgegeven.
De beeldhouwer nu, die den boezem
van den Engelschen schoorsteen moest
versieren, heeft al zijn motieven — geen
enkele uitgezonderd — slaafs aan de
prentjes van de Bruyn ontleend en niet
onhandig, op veel grooter schaal, weer
tot één geheel samengesteld. Ziehier de
opnoeming dier motieven met, telkens daar-
achter, het nummer van het prentje waar
ze in terug te vinden zijn. De volgorde
der vier prenten is: 1 Atlas, 2 Andro-
meda, 3 Medusa, 4 Dana.
Danae en de gouden regen, in het
medaillon, N°. 4. De beeldhouwer heeft
Danae een bladerkroon opgezet, zooals
hij die op 1, bij de Wilden, vond. Heel
de omlijsting dezer voorstelling, met de
er op steunende lauriertakken, N°. 3, met
uitzondering van de rolwerkvormen rechts
en links en de daardoor gedragen toe-
loopende mannen met palmtak, die aan
No. 2 zijn ontleend.
De sirene met spiegel, beneden rechts
en links, N°. 1. Hangend doek, hangende visschen, hangende bukranen, N°. 4. Hangend
tentdak, N°. 4, de peervormige aanhangsels daarvan moet men echter onder aan het hangend
doek van No. 2 zoeken.
Men ziet het, de vrij verdienstelijke steenhouwer heeft van de reeks, die hij in zijn
bezit had, niet het kleinste motiefje ongebruikt gelaten. In het medaillon van den tweeden
Schoorsteen in Charlton House, Kent.
1) Volgens van Wurzbach, »Künstlerlexicon” komt er ook een stuk voor met, op het eerste
blad: Abraham de Bruyn invenit et excudit 1584.
152
eeuw in Antwerpen en ook eenigen tijd in Keulen werkte, heeft de prachtige blaadjes
waarschijnlijk als voorbeelden voor goud- en zilversmeden gegraveerd. Het eerste blad
heeft, naast den naam van den uitgever, Joos de Bosscher, het jaar van uitgaaf: 1584;
slechts het laatste is voorzien van het monogram van den graveur :). Het is niet onmogelijk
dat deze suite, als andere werken van zijn hand, later in Amsterdam, waar zijn zoon
Nicolaes in het begin der. 17de eeuw het
/- . . ->■ ■
l< 'b 1 74 AA
' ' • : r
kW vAk
i, \ - d v m
fa
* ,y Cd.
E 1/ n (•; <» jy-rN
bedrijf van zijn vader voortzette, nog eens
zijn uitgegeven.
De beeldhouwer nu, die den boezem
van den Engelschen schoorsteen moest
versieren, heeft al zijn motieven — geen
enkele uitgezonderd — slaafs aan de
prentjes van de Bruyn ontleend en niet
onhandig, op veel grooter schaal, weer
tot één geheel samengesteld. Ziehier de
opnoeming dier motieven met, telkens daar-
achter, het nummer van het prentje waar
ze in terug te vinden zijn. De volgorde
der vier prenten is: 1 Atlas, 2 Andro-
meda, 3 Medusa, 4 Dana.
Danae en de gouden regen, in het
medaillon, N°. 4. De beeldhouwer heeft
Danae een bladerkroon opgezet, zooals
hij die op 1, bij de Wilden, vond. Heel
de omlijsting dezer voorstelling, met de
er op steunende lauriertakken, N°. 3, met
uitzondering van de rolwerkvormen rechts
en links en de daardoor gedragen toe-
loopende mannen met palmtak, die aan
No. 2 zijn ontleend.
De sirene met spiegel, beneden rechts
en links, N°. 1. Hangend doek, hangende visschen, hangende bukranen, N°. 4. Hangend
tentdak, N°. 4, de peervormige aanhangsels daarvan moet men echter onder aan het hangend
doek van No. 2 zoeken.
Men ziet het, de vrij verdienstelijke steenhouwer heeft van de reeks, die hij in zijn
bezit had, niet het kleinste motiefje ongebruikt gelaten. In het medaillon van den tweeden
Schoorsteen in Charlton House, Kent.
1) Volgens van Wurzbach, »Künstlerlexicon” komt er ook een stuk voor met, op het eerste
blad: Abraham de Bruyn invenit et excudit 1584.
152