Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Artikel:
Korte berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0187

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Interessant zijn de door Schweitzer voor Hollandsch verklaarde stukken; wij weten
niet of er bij hem andere redenen voor zijn meening bestaan, dan de door de stijlkritiek
gedicteerde, op grond van de hypothese door den Directeur van het Nederlandsch Museum
gelanceerd. Maar dit is zeker: de zoo gedoopte werken zijn geheel en al picturaal opgezet,
tendeele van zeer intiem karakter, en hoewel ons voor geen enkel ervan een volkomen
analoog stuk bekend is, waar de herkomst nader van is te bepalen, kan ik mij voorloopig
zeker met Schweitzer’s toeschrijving vereenigen, behalve misschien wat aangaat de prachtige
«aanbidding der wijzen” (Tafel LXV), waar men wel eenigszins aan Engebrechtsz. wordt
herinnerd, maar waar toch het Antwerpsch element, althans naar de foto, te domineeren
schijnt. Trouwens het schilderachtig effect is gedeeltelijk te danken aan de witte door-
brekingen van het relief dat langs de randen is uitgedekt.

En daarmee komen we tevens tot het eenige punt, waarover wij het met Dr. Schweitzer’s
opvatting over de wijze van photographeeren van houtsculptuur niet ééns zijn. Uitdekken
is nu eenmaal een hoogst verleidelijk, wél gemakkelijk, maar toch altijd gevaarlijk en licht
bedriegelijk procédé. De platen zouden zeker minder effect gemaakt hebben als men de
stukken vóór een achtergrond met slagschaduw en al had opgenomen, de groepeering van
meer dan één stuk op één blad zou moeilijkheden hebben opgeleverd, maar het resultaat
zou toch zuiverder geweest zijn, dunkt ons. Bruckmann’s operateur heeft blijkbaar een groote
vaardigheid in dit moeilijke penseelen langs den soms geheel in licht trillenden en dus
bezwaarlijk vast te houden omtrek van het beeld, maar het blijft toch altijd uitgeknipt
en een voor contour gevoelig kijker raakt aan ’t twijfelen, of ergert zich.

Maar dit is het oude liedje, dat wellicht Dr. Schweitzer ook heeft gezongen, tot zijn
uitgever of zijn clichémaker hem beduidden, dat .... enfin, dat het oog van ’t groote
publiek, dat groote, grove oog, ook wat wil hebben!

De publicatie verdient om de qualiteit van vele exemplaren en om de scherpte en
goede belichting der meeste foto’s zoowel als om de «anspruchslose” voorloopige toelichtingen
de volle aandacht.

October 1909. W. VOGELSANG.

D KORTE BERICHTEN. D

Olficieele mededeelingen.

Het Bestuur van den Bond is thans aldus samengesteld :

Voorzitter Mr. Dr. J. C. Overvoorde te Leiden, onder-voorzitter F. A. Hoefer te
Hattem, secretaris Dr. H. E. van Gelder te ’s-Gravenhage, penningmeester Mr. P. C. J.
A. Boeles te Leeuwarden, lid Jhr. B. W. F. van Riemsdijk te Amsterdam.

Overeenkomstig de gewijzigde statuten, waarvan voor de leden en correspondeerende
leden bij dit nummer een exemplaar is bijgevoegd, zal het vereenigingsjaar in het vervolg

175
 
Annotationen