tersche voet (M. 4.515) van elkaar verwijderd, en deze afstand laat zich precies terugvinden,
wanneer men de basementen hersteld denkt.
Voordat wij nu het renaissance-hek gaan beschrijven en de reconstructieteekening nader
toelichten, eerst nog eenige opmerkingen. Beginnen wij bij de plattegronden. (Afb. 2)
De eerste (I) heeft betrekking op het gothische „metalen tralywerck” van 1517, de beide
anderen (II en III) op „de affslutinge van metale” in renaissancestijl van 1519. Het eerste
werk had — in plattegrond — een zeer regelmatigen vorm: een half achtkant. Bij het
tweede is deze regelmatigheid opgegeven; alleen de veelhoekige vorm bleef behouden.
Van het tweede werk zijn twee plattegronden geteekend, omdat de gegevens, die ons
het contract met Gregorius Wellemans verschaft, tweeërlei opvatting toelaten. Zij zijn
in het kort de volgende: De afstand tusschen de twee halve „hek"-pijlers aan den muur
(A en B) bedraagt buitenwerks 17 Va voet (M. 4,695) en binnenwerks 15 voet (M. 4,02);
de afstand tusschen de daarop volgende hekpijlers (C en D) 17 voet (M. 4,56). De beide
voorste hekpijlers (E en F), die met den middenpijler (G) in één vlak liggen, zijn 10 voet
(M. 2,683) van elkaar verwijderd. Al deze pijlers hebben een dikte van één voet, terwijl
hun onderlinge afstand — de breedte der paneelen — 4Vs voet (M. 1,207) bedraagt.
Tenslotte is de diepte van het werk van binnen 10 voet 2 duim (M. 2,736), en buitenwerks
11 voet 2 duim (M. 3,004) *).
Zooals gezegd, laten de bepalingen van het contract met Wellemans tweeërlei
interpretatie toe. Neemt men de opgegeven afstanden tusschen de hekpijlers C en D als-
mede E en F binnenwerks, dan krijgt men plattegrond II. Deze opvatting wordt gesteund
door de lezing, die een der beide concepten van dit contract sub 3° geeft: „item die twee
halve pijlers van metalen sellen comen leep uter muren driedeel ronts”, waar dus het woord
leep „schuin” of „scheef” kan beteekenen. Neemt men daarentegen den afstand tusschen
1) In het gedrukte contract (Obreen IV, p. 253) staat: van butenaen twaleff voet twee duym. Dit
is inderdaad de redactie, die het uitgevaardigde charter heeft. De beide concepten van dit contract —
eveneens in het archief van het Domkapittel aanwezig — lezen echter: ,,. . . van butenaen 11 voet
2 duym”. Dit laatste is de juiste lezing, daar de steenen voeting blijkens het zelfde contract
gemiddeld één voet breed is.
208
wanneer men de basementen hersteld denkt.
Voordat wij nu het renaissance-hek gaan beschrijven en de reconstructieteekening nader
toelichten, eerst nog eenige opmerkingen. Beginnen wij bij de plattegronden. (Afb. 2)
De eerste (I) heeft betrekking op het gothische „metalen tralywerck” van 1517, de beide
anderen (II en III) op „de affslutinge van metale” in renaissancestijl van 1519. Het eerste
werk had — in plattegrond — een zeer regelmatigen vorm: een half achtkant. Bij het
tweede is deze regelmatigheid opgegeven; alleen de veelhoekige vorm bleef behouden.
Van het tweede werk zijn twee plattegronden geteekend, omdat de gegevens, die ons
het contract met Gregorius Wellemans verschaft, tweeërlei opvatting toelaten. Zij zijn
in het kort de volgende: De afstand tusschen de twee halve „hek"-pijlers aan den muur
(A en B) bedraagt buitenwerks 17 Va voet (M. 4,695) en binnenwerks 15 voet (M. 4,02);
de afstand tusschen de daarop volgende hekpijlers (C en D) 17 voet (M. 4,56). De beide
voorste hekpijlers (E en F), die met den middenpijler (G) in één vlak liggen, zijn 10 voet
(M. 2,683) van elkaar verwijderd. Al deze pijlers hebben een dikte van één voet, terwijl
hun onderlinge afstand — de breedte der paneelen — 4Vs voet (M. 1,207) bedraagt.
Tenslotte is de diepte van het werk van binnen 10 voet 2 duim (M. 2,736), en buitenwerks
11 voet 2 duim (M. 3,004) *).
Zooals gezegd, laten de bepalingen van het contract met Wellemans tweeërlei
interpretatie toe. Neemt men de opgegeven afstanden tusschen de hekpijlers C en D als-
mede E en F binnenwerks, dan krijgt men plattegrond II. Deze opvatting wordt gesteund
door de lezing, die een der beide concepten van dit contract sub 3° geeft: „item die twee
halve pijlers van metalen sellen comen leep uter muren driedeel ronts”, waar dus het woord
leep „schuin” of „scheef” kan beteekenen. Neemt men daarentegen den afstand tusschen
1) In het gedrukte contract (Obreen IV, p. 253) staat: van butenaen twaleff voet twee duym. Dit
is inderdaad de redactie, die het uitgevaardigde charter heeft. De beide concepten van dit contract —
eveneens in het archief van het Domkapittel aanwezig — lezen echter: ,,. . . van butenaen 11 voet
2 duym”. Dit laatste is de juiste lezing, daar de steenen voeting blijkens het zelfde contract
gemiddeld één voet breed is.
208