Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Tentonstelling van familieportretten, nagelaten door wijlen Jhr. Mr. C. H. Backer
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Keulsche invloed op de Nederladsche goudsmeedkunst
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0233

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Onder de teekeningen noemen wij nog de twee prachtige portretten van Mr. Gerrit
Schaep Pietersz. en Johannes de Visser door David Bailly. Schaep teekende er bij aan:
»Wij beide op perkement bij David Bailly v. Leyden ƒ42”.

Eindelijk de mooie collectie van niet minder dan zeven fraaie teekeningen van
Wallerants Vaillant. Nog vermeld ik den vlotten, wat slordig gepenseelden maar frisschen
Palamedes (gemerkt en gedateerd 1626), portret van Willem Backer (1601 — 1673) en een
onbekend mansportret (N°. 35) door een onbekend meester, wiens monogram bestaat
uit een A, P, (D?), H. en P. Het is 1667 gedateerd.

Tot slot mag wel gezegd worden, dat deze collectie familieportretten, zorgvuldig
onderhouden en gerangschikt als zij is, nog in de laatste jaren aangevuld door aankoopen
van stukken, die het beeld van het geslacht Backer helpen voltooien, een voorbeeld mag
heeten voor de wijze, waarop zulk een statige reeks van conterfeitsels piëteitvol kan worden
bewaard en bijeengehouden. Moge ze nog lang een trots der Backer’s blijven en moge
deze tentoonstelling er het hare toe hebben bijgedragen, om de zorg voor in ons land
nog in particuliere handen berustende familieportretten te doen toenemen en vooral om
den verkoop ervan tegen te gaan.

Den Haag, December 1909. W. MARTIN.

KEULSCHE INVLOED OP DE NEDERLANDSCHE GOUDSMEEDKUNST.

Dezer dagen kwamen mij, deels in afschrift, vier getuigschriften in handen, opge-
maakt voor personen, die, waarschijnlijk als leerling, in het goudsmidsgilde te Keulen
wenschten opgenomen te worden. De origineelen hiervan werden verkocht in de veiling
bij Fred. Muller te Amsterdam van April 1890. De inhoud is eenvoudig eene verklaring
van echte geboorte en poorterschap, die slechts in zooverre merkwaardig is, dat hierin
o. a., blijkbaar ter voldoening aan de eischen voor opname in het Keulsche gilde, wordt
verklaard, dat de betrokkenen zijn »noch baertscheres kint, noch linnenwevers kint, noch
pipers-, noch speelmans kint” -1). Ik volsta hier met te wijzen op deze (blijkbaar Keulsche)
gelijkstelling van baardscheerders en wevers met de rondtrekkende speellieden, zonder thans
op dit overigens merkwaardig verschijnsel hier nader in te gaan.

De vier verklaringen zijn: 1°. voor Dirck Poes Vranckensoen, afgegeven door de
regeering van Leiden in 1419;

2°. voor Johan van Brandenbergh, afgegeven door die van Utrecht in 1426;

3°. voor Herman van Monster, afgegeven door die van Groningen in 1427, en

1) No. 2418 (Leiden), 2654 (Groningen en Antwerpen) en 2569 (Utrecht). De Leidsche verklaring
luidt, dat hij is »onse ingheboren poorter, een gheëcht kint is van vader ende van moeder ende gheen
bastaert en is noch nyemant eyghen en is, noch baertschereskint, noch linnenweverskint, noch pipers,
noch speelmans kint”. De Utrechtsche verklaring voegt hieraan nog toe »in der kerspels kercken zo
Buerkirchen bynnen onser stad overmits die heilige kristliche douffe gedain mit namen Johan.

221
 
Annotationen