Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0238

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
hier niet overbodig geweest, daar dan ware gebleken, dat dit het wapen is van Philips,
graaf van Cleve en van der Marck, heer van Ravestein, Wijnendaal, Herpen enz., een
der belangrijkste figuren van zijn tijd, verwant aan Philips van Bourgondië en bij hem
hoog in aanzien en zelfs in 1480 bij afwezigheid van den vorst, met Engelbert van Nassau,
diens stedehouder, totdat hij als borg voor de beloften van den vorst te Gent, na den
woordbreuk van Philips, zich opwierp als verdediger der steden in Vlaanderen en Brabant
tegen den vorst. In Gent dwong hij de belegeraars tot den aftocht en in Sluis week hij
eerst na eene roemvolle verdediging en het springen van het kruithuis. Na het verdrag
van 13 October 1488 het Philips hem in al zijne bezittingen en had er eene verzoening
plaats. De graaf kwam na dien tijd weinig in de noordelijke Nederlanden en was als
legeroverste in verschillende landen werkzaam. Hij was bijzonder aan Herpen gehecht.
Omstreeks 1504 gaf hij aan de inwoners het poorterrecht van Ravenstein en bij zijn
tweede testament van 20 Mei 1526 vermaakte hij o. a. eene rente van 30 pond voor
uitdeelingen aan 13 armen in de hiervoor gestichte 13 kamers bij de kerk te Herpen.
Het was een kunstlievend man, wiens tapisseries St. Jean bekend waren. Hij gaf o. a. een
geschilderd raam aan de Sint Maartenskerk te Luik bij het feest der Translatie van Sint Lambert
en stichtte een rijkversierden bijbouw bij het klooster te Groenendaal, waarvoor hij nog
bij zijn testament nadere beschikkingen trof1).

Waarschijnlijk is de schildering uit den tijd van de verleening der poorterrechten,
daar hij in later tijd niet of weinig in de Noordelijke provincies vertoefde. Als herinnering
aan deze belangrijke persoonlijkheid verkrijgen de gewelfschilderingen dubbele waarde.

Na de meer uitvoerige bespreking van de eerste aflevering kunnen wij thans kort zijn over
de tweede, gewijd aan de schilderijen van Jacob Cornelis van Oostsanen uit 1518, afkomstig
van de N. Z. kapel. Ook hier is de tekst uiterst pover. Alle verwijzing naar de bestaande
literatuur ontbreekt en zelfs wordt niet vermeld, waar deze schilderijen thans te vinden zijn.

De reproducties zijn goed en leveren eene zeer gewenschte aanvulling van het
beschikbaar vergelijkingsmateriaal. Reeds als zoodanig was het uitgeven hiervan een ver-
dienstelijk werk. Wellicht geven deze opmerkingen aan den schrijver aanleiding om bij de
volgende afleveringen ook aan den tekst wat meer zorg te besteden.

_J. C. OVERVOORDE.

C W. LUNSINGH SCHEURLEER, Catalogus eener verzameling Egyptische, Grieksche,

Romeinsche en andere oudheden (’s-Gravenhage, 1909).

Het betreft hier eene hoofdzakelijk sedert 1902 bijeengebrachte verzameling, welke
voornamelijk antieke statuetten van brons en terra-cotta, marmeren beeldhouwwerk (zij
het dan ook geen levensgroote stukken) en beschilderde vazen bevat. »Het doel der ver-
zameling is”, lezen wij op blz. 1, »om met bescheiden middelen een beeld te geven van

1) Zie over hem bij van der Aa en de daar aangehaalde werken en verder: Edmond Poullet,
Biographie nationale, bar. de Chestres de Haneffe, 1’Histoire de la maison de la Marck en diens artikel
In: Cornpte rendu de la Conm. royale d'histoire, 1899, bl. 223.

226
 
Annotationen