gebruik van wil maken. Band, formaat, druk en papier getuigen van smaak, hetgeen zoowel
den schrijver als de firma Nijgh en van Ditmar te Rotterdam, bij wie het werk gedrukt
is, tot eer strekt.
Eene uitvoerige bespreking van den Catalogus eener verzameling als deze zou mijns
inziens, hoezeer de vele fraaie, ten deele ook zeldzame stukken daartoe uitlokken, in dit
tijdschrift minder op hare plaats zijn. Met des te meer nadruk zij echter gewezen op het
verblijdende feit, dat nu ook in Nederland (naast de bekende collectie
in het Rijksmuseum van oudheden) de grond is gelegd voor eene
aanzienlijke particuliere verzameling van Grieksche oudheden, zooals
er tot nu toe alleen in het buitenland werden aangetroffen, eene
verzameling, waarvan wij alle reden hebben om aan te nemen, dat
de Catalogus, die thans voor ons ligt, ze ons nog eerst vertoont
in een aanvangsstadium. Den eersten geïlllustreerden, modernen
Catalogus van Grieksche oudheden, die in ons vaderland verschijnt, begroeten wij met
vreugde en dankbaarheid en voegen daaraan den wensch toe, dat het den Heer Lunsingh
Scheurleer gelukken moge zijne verzameling ook in de toekomst met even belangrijke
stukken, als er onder zijne laatste aanwinsten worden aangetroffen, te verrijken en, kan
het zijn, ook nog eens eenige stukken te veroveren van de groote Grieksche beeld-
houwkunst, waarvan wij in Nederland nog zoo bitter weinig bezitten.
C. W. VOLLGRAFF.
Fragment van eene rood
figurige attische vaas.
HET OUD-HOLLANDSCH HUIS. Veertig platen met beschrijvenden tekst door Mr. S.
Muller Fz. en Prof. Dr. W. Vogelsang. A. Oosthoek en M. Nijhoff, 1909.
Weinig voorwerpen in het Stedelijk Museum te Utrecht plegen zoo algemeen de
aandacht te trekken als het Poppenhuis of Kabinet Pipersberg, doch gewoonlijk wordt
het hierbij meest als een rariteit en als een kostbaar speelgoed beschouwd. De groote
waarde als document voor de geschiedenis van de huisinrichting en het meubilair werd
wel reeds door J. Scheltema voor het Amsterdamsche en door Mr. Muller voor het
Utrechtsche kabinet betoogd, doch eerst door eene bewerking als in deze uitgave, met door-
wrochten tekst en zeer rijke en uitstekend geslaagde illustratie, wordt de hooge waarde
ervan in het volle licht gesteld, al moge de vergelijking van de waarde der poppenhuizen,
als bijdrage voor de beschavingsgeschiedenis, met die van Pompei voor het oude Rome,
niet van eenige overdrijving zijn vrij te pleiten. Het was een uitnemende gedachte om
het onderwerp niet te beperken tot het Utrechtsche poppenhuis, maar hierin tevens
de andere bekende kabinetten te betrekken, waardoor een uitnemend overzicht wordt
verkregen van de ontwikkeling van de huisindeeling over het behandelde tijdvak van
ongeveer 80 jaren.
Om dit te kunnen geven was echter niet alleen noodig de kennis van de geschiedenis
dezer kabinetten en van de in dit werk in extenso opgenomen oude inventarissen, —
228
den schrijver als de firma Nijgh en van Ditmar te Rotterdam, bij wie het werk gedrukt
is, tot eer strekt.
Eene uitvoerige bespreking van den Catalogus eener verzameling als deze zou mijns
inziens, hoezeer de vele fraaie, ten deele ook zeldzame stukken daartoe uitlokken, in dit
tijdschrift minder op hare plaats zijn. Met des te meer nadruk zij echter gewezen op het
verblijdende feit, dat nu ook in Nederland (naast de bekende collectie
in het Rijksmuseum van oudheden) de grond is gelegd voor eene
aanzienlijke particuliere verzameling van Grieksche oudheden, zooals
er tot nu toe alleen in het buitenland werden aangetroffen, eene
verzameling, waarvan wij alle reden hebben om aan te nemen, dat
de Catalogus, die thans voor ons ligt, ze ons nog eerst vertoont
in een aanvangsstadium. Den eersten geïlllustreerden, modernen
Catalogus van Grieksche oudheden, die in ons vaderland verschijnt, begroeten wij met
vreugde en dankbaarheid en voegen daaraan den wensch toe, dat het den Heer Lunsingh
Scheurleer gelukken moge zijne verzameling ook in de toekomst met even belangrijke
stukken, als er onder zijne laatste aanwinsten worden aangetroffen, te verrijken en, kan
het zijn, ook nog eens eenige stukken te veroveren van de groote Grieksche beeld-
houwkunst, waarvan wij in Nederland nog zoo bitter weinig bezitten.
C. W. VOLLGRAFF.
Fragment van eene rood
figurige attische vaas.
HET OUD-HOLLANDSCH HUIS. Veertig platen met beschrijvenden tekst door Mr. S.
Muller Fz. en Prof. Dr. W. Vogelsang. A. Oosthoek en M. Nijhoff, 1909.
Weinig voorwerpen in het Stedelijk Museum te Utrecht plegen zoo algemeen de
aandacht te trekken als het Poppenhuis of Kabinet Pipersberg, doch gewoonlijk wordt
het hierbij meest als een rariteit en als een kostbaar speelgoed beschouwd. De groote
waarde als document voor de geschiedenis van de huisinrichting en het meubilair werd
wel reeds door J. Scheltema voor het Amsterdamsche en door Mr. Muller voor het
Utrechtsche kabinet betoogd, doch eerst door eene bewerking als in deze uitgave, met door-
wrochten tekst en zeer rijke en uitstekend geslaagde illustratie, wordt de hooge waarde
ervan in het volle licht gesteld, al moge de vergelijking van de waarde der poppenhuizen,
als bijdrage voor de beschavingsgeschiedenis, met die van Pompei voor het oude Rome,
niet van eenige overdrijving zijn vrij te pleiten. Het was een uitnemende gedachte om
het onderwerp niet te beperken tot het Utrechtsche poppenhuis, maar hierin tevens
de andere bekende kabinetten te betrekken, waardoor een uitnemend overzicht wordt
verkregen van de ontwikkeling van de huisindeeling over het behandelde tijdvak van
ongeveer 80 jaren.
Om dit te kunnen geven was echter niet alleen noodig de kennis van de geschiedenis
dezer kabinetten en van de in dit werk in extenso opgenomen oude inventarissen, —
228