9 *
spreken , dc volmaektheid des ver-
stants en wille bevangt.
Maer de gantschc leere , volgens
gevoelen van Konsut, bestaet zoo wel
in het ontsteken des natuurlijken
lichts, als in de aenmerking der algc-
mcinekennissen, die den mensch van
natuur aengebooren zijn.
Belde deze dingen drukt ook ze-
ker Sineesch schrijver , in zijn boek
van de zeden , met deze woorden
uit : 's menfchen volmaektheid beflaet
in het natuurlijk licht te kennen, en dat
te volgen.
Wat belangt het eerst, denSinee-
scheFilosofen is niet verborgen, dat
het vernuft of reden in den mensch
even als een licht is, waer door 's men-
schen verstant, in het onderscheid der
dingen te vatten en soordelen , ver-
lichrword.
Want gelijk het licht van een kaers
d'oogen by donker helpt en terecht
Befchryving des Keizerrijks
behulp der reden, even als door den
glans van 't ware licht t'oordeelen ,
of het waer ofvalschis, 'tgeenerge-
zeid word: en of het quaet ofgoet
is, 't geener geschiet , ten einde hier
door ,welkdenamurlijke reden leert
dat waer , en toont dat goet is ;
mag omhelst en behouden worden;
en 'tgeen zy oordeelt,dat valsch en
quaet is , mag ganschelijk misprezen
en verworpen worden.
Maer hoe het licht, den mensch
van natuur aengebooren , tusschen
de duisternis dezes sterffelijken le-
vens opgespeurt, ontdekt en bekent
geworden is, ontfouwendeSinesen,
in het voornoemt boek van de zeden,
beknoptelijk op dezen zin:
Die in den beginne het licht derna-
tuur mild en door-vorjschen, heiben
eerfi een rijk opgeregt. Die trachten een
rijk met ctallerhelle wetten en willekeu-
ren te temperen en regelen, hebben hun
stiert, opdat de mensch , waer hy te huifgezin welbejliert. Die hun huif ge
gaen heest, voor zich kan zien, zoo
kan het verstant, alleen door dit mid-
del , de duisternissen, daer mee het be-
togen is, verdrijven en verjagen.
In gelijker wijze geenzins eenige
kleure kan gezien worden, dan door
middel en behulp des lichts : alzoo
vattenwy ook, doormiddel van het
natuurlijk licht, de kejnnis van het
waerachtig, en onderscheiden al wat
vaisch is.
Hierom is tuiTchen het waerachtig,
gehuisvest in 't vernuft of de reden,
en tusschen 's menschen verstant, zoo
in recht wilden bessieren , hebben zich
zelss na de regelen en geboden der deugt
aengesselt. En die'voornamen geheel en
alna de reden televen, hebben hetbin-
nenjle, namelijk denflaet des herten en-
des gemoeds , met grooten vlijt en naer-
fiigheid te recht gessiert. Die zochten
uit den herte alle besmettelijkheid te
bannen, hebben desselfs begeerte en een
zekeren drist van 't omhelzen en te schu-
wen gebooden , en ten dien einde zich
bevlijtigt,om d'oorzakeen nature van ïe-
\ der ding te kennen.
Zeker geen onhebbelijke reden, en
groot een over eenstemming ,dat het wacrdig om in de herten van eenie-
vetstant, 'tgeen de reden bewij st j gelijk geprent te worden,
valsch te zijn, zulx niet voor waer- j En sielt niet alleen de Sinesche,
achtigkan oordeelen : en 't geen de j maer ook onze Filosofievast, dat uit
deze algemene kennisse en natuur-
lijke voorwetingen , de voordellen
reden toont schandelijk en quaet te
zijn, het verstant dat niet kan voor
eerlijk en goet navolgen.
en slot-reedenen des werkenden of
De mensch , bedroogen met het oefeningen verstants gemaekt wor-
valsch voor waer te kennen, valt en | den : want dat het natuurlijk licht
dwaelt te deezeroorzake, wijl hem j zoodanig moet ontsteken en bebout
het valsch even als het waerachtig te
voore komt.
Derhalve, om niet bedroogen te
worden , heeft hy noodig met het
oog des verstants scherp te zien en te
waken , en de verscheidenheid der
reden t'overwegen, om alzoo door
worden, dat het nooit uan de wet der
natuure -, en van de geboden, die den
menjchenvan natuur aengebooren zijn,
bevestigt Konsut in zijne voorzeide
reden.
Deeze natuurlijke gebooden zijn
Hiet anders, dan delasten of bevelen
van
spreken , dc volmaektheid des ver-
stants en wille bevangt.
Maer de gantschc leere , volgens
gevoelen van Konsut, bestaet zoo wel
in het ontsteken des natuurlijken
lichts, als in de aenmerking der algc-
mcinekennissen, die den mensch van
natuur aengebooren zijn.
Belde deze dingen drukt ook ze-
ker Sineesch schrijver , in zijn boek
van de zeden , met deze woorden
uit : 's menfchen volmaektheid beflaet
in het natuurlijk licht te kennen, en dat
te volgen.
Wat belangt het eerst, denSinee-
scheFilosofen is niet verborgen, dat
het vernuft of reden in den mensch
even als een licht is, waer door 's men-
schen verstant, in het onderscheid der
dingen te vatten en soordelen , ver-
lichrword.
Want gelijk het licht van een kaers
d'oogen by donker helpt en terecht
Befchryving des Keizerrijks
behulp der reden, even als door den
glans van 't ware licht t'oordeelen ,
of het waer ofvalschis, 'tgeenerge-
zeid word: en of het quaet ofgoet
is, 't geener geschiet , ten einde hier
door ,welkdenamurlijke reden leert
dat waer , en toont dat goet is ;
mag omhelst en behouden worden;
en 'tgeen zy oordeelt,dat valsch en
quaet is , mag ganschelijk misprezen
en verworpen worden.
Maer hoe het licht, den mensch
van natuur aengebooren , tusschen
de duisternis dezes sterffelijken le-
vens opgespeurt, ontdekt en bekent
geworden is, ontfouwendeSinesen,
in het voornoemt boek van de zeden,
beknoptelijk op dezen zin:
Die in den beginne het licht derna-
tuur mild en door-vorjschen, heiben
eerfi een rijk opgeregt. Die trachten een
rijk met ctallerhelle wetten en willekeu-
ren te temperen en regelen, hebben hun
stiert, opdat de mensch , waer hy te huifgezin welbejliert. Die hun huif ge
gaen heest, voor zich kan zien, zoo
kan het verstant, alleen door dit mid-
del , de duisternissen, daer mee het be-
togen is, verdrijven en verjagen.
In gelijker wijze geenzins eenige
kleure kan gezien worden, dan door
middel en behulp des lichts : alzoo
vattenwy ook, doormiddel van het
natuurlijk licht, de kejnnis van het
waerachtig, en onderscheiden al wat
vaisch is.
Hierom is tuiTchen het waerachtig,
gehuisvest in 't vernuft of de reden,
en tusschen 's menschen verstant, zoo
in recht wilden bessieren , hebben zich
zelss na de regelen en geboden der deugt
aengesselt. En die'voornamen geheel en
alna de reden televen, hebben hetbin-
nenjle, namelijk denflaet des herten en-
des gemoeds , met grooten vlijt en naer-
fiigheid te recht gessiert. Die zochten
uit den herte alle besmettelijkheid te
bannen, hebben desselfs begeerte en een
zekeren drist van 't omhelzen en te schu-
wen gebooden , en ten dien einde zich
bevlijtigt,om d'oorzakeen nature van ïe-
\ der ding te kennen.
Zeker geen onhebbelijke reden, en
groot een over eenstemming ,dat het wacrdig om in de herten van eenie-
vetstant, 'tgeen de reden bewij st j gelijk geprent te worden,
valsch te zijn, zulx niet voor waer- j En sielt niet alleen de Sinesche,
achtigkan oordeelen : en 't geen de j maer ook onze Filosofievast, dat uit
deze algemene kennisse en natuur-
lijke voorwetingen , de voordellen
reden toont schandelijk en quaet te
zijn, het verstant dat niet kan voor
eerlijk en goet navolgen.
en slot-reedenen des werkenden of
De mensch , bedroogen met het oefeningen verstants gemaekt wor-
valsch voor waer te kennen, valt en | den : want dat het natuurlijk licht
dwaelt te deezeroorzake, wijl hem j zoodanig moet ontsteken en bebout
het valsch even als het waerachtig te
voore komt.
Derhalve, om niet bedroogen te
worden , heeft hy noodig met het
oog des verstants scherp te zien en te
waken , en de verscheidenheid der
reden t'overwegen, om alzoo door
worden, dat het nooit uan de wet der
natuure -, en van de geboden, die den
menjchenvan natuur aengebooren zijn,
bevestigt Konsut in zijne voorzeide
reden.
Deeze natuurlijke gebooden zijn
Hiet anders, dan delasten of bevelen
van