Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Dapper, Olfert
Beschryving Des Keizerryks Van Taising Of Sina: Vertoont in de Benaming, Grens-palen, Steden, Stroomen, Bergen ... Tale, Letteren, &c. ; Verciert met verscheide Koopere Plaeten — Amsterdam, 1670

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.9539#0314

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
2s2
om door dwangh van deze banden,
(te houden haer gansch leven aen de
voeten) den wasdom der natuurlijke
groote te beletten. Dit knellen en
prengen der voeten, veroorzaektin
jonge en tengere lichamen by wijle
zulke een pijn en ongemak, dat de
voeten de groei verliezen, en by na
heel wegh krimpen en kreupel wor-
den : des niettemin wetenze wonder
kundig en aerdig te danzen en vele
schermutselingen met de blote armen
aen te rechten.
Eenigen willen,dat deze vond door
den een of anderen schranderen per-
zoon, uit jaloersheid over de vrou-
wen , bedacht zy, ten einde alleenlijk
om haer in huis te houden , en het
lopen langs de straten te beletten,
welk daer re lande tot grote oneere
van het vrou-, en tot kleinachtingh
van het man-volk strekt.
Maer zoo Martijn getuigt, is deze
gewoonte herkomstigh van zekere
bloetdorstige en quaetaerdige konin-
gin Taquia, gemalin van Keizer Che :
niet min, dan zy, vermaert door zijne
ondeughdenlen schelmeryen. Want
deze Keizerin, hoewel boven al an-
dere vrouwen wonder schoon van
leest, had zeer kleine voeten, en was
hier door qualijk ter gang. Het vrou-
wen-timmer, om haer te behagen, be-
gon haer allengs in 't eerst met ge-
maekte gebaren na te hinken, de voe-
ten desgelijx, om kleinder te maken,
te bezwachtelen. Ik zal laten volgen,
't geen Martijn van deze Keizerin
daer over in zijne Sinesche historien
schrijft:
Fan TaqUlZ is herkomsiighetoordeel
van d'eerjle en volkomen fchoon beid,
welk noch heden by de Sinefen in gebruik
is : te weten, dat die vrouwen alleen
voor fchoon gehouden worden, die kleine
voeten hebben. Wanneer deze daer zeer
groot gebrek van had, en anders onge-
meen fchoon was, bewon zy haervoeten,
om dien misjlal te bedekken, met zwach-
telen. Al d' overige vrouwen hebben
haer nagevolgt,en namaels de fchoonheit
in de kleinheid os rangheid der voeten
geflelt.
Welk gevoelen tot op dezen tijd der
wijze toegenomen heest, dat, schoon men

Befchryving des Keizer rijks

een twede Heieen toond, dezelve gelijk
een wanfchepjel veracht word, zoo dra
grote voeten te voorfchijn komen.
Andere zeggen ó^Taquiagé'sn vrou:
maer een duivel onder menschelijke ge-
daente geweejl zy, met box-voeten, die
zy hierom altijds<metwindselen bedekt
hield, en noit ontblote.
En is dit noch heden in gebruik, dat
de voeten der vrouwen alt ij a's bedekt
blijven. Zoo anders gefchiet, zulx word
voor de grootjie oneere gehouden. Zoo
klein zijn de fchoenen , die de Sineefche
vrouwen gebruiken, dat haere voeten
niet veel groter zijn, dan box-voeten.
Het Sineesch man-volk, zoo wel
als het vrouwvolk, droeg ten tijde der
Sineesche Keizeren, voor het verove-
ren des Keizerrijx van Sina, door den
Tarter, langhairop'thooft, zonder
het oitaf te scheren, uitgezeit jong-
mans en jonge dochters, die, tot aen
het vijftiende jaer, het hair af-scho-
ren , Hechts met een lange tuit of
vlecht op den kruin des hoofds te be-
houden.
Na dien tijd had het hair zijn vryen
wasdom, sonder eenig scheer-mesch
daer aen te zetten, tot aen hettwin-
tigste jaer (de tijd van het opzetten
des mannelijken hoets, gelijk oulinx
by de Romeinen een gebruik was) en
liet men het los en ongebonden over
deschouderen hene hangen en zwie-
ren. Op het twintigste jaer wierd het
hair opgebonden, en een hoetje of
musje , gevlochten van paerden of
menschen-hair, of van zijde gebraid,
daer overgedragen. Zoodanig musje
was niet by de vrouwen in gebruik;
maer gingen deze (gelijk ook niet,)
met op-gevlochten hair , zeer net
en cierlijk met goud, zilver, edele ge-
steenten, en allerlei ssag van gecierde
bloemen opgetoit en verciert.
Dan groote verandering is in het
dragen en scheeren des hairs geko-
men, sedert het veroveren van Sina,
door den Tarter: want al de Sinesen,
die den Tarterzijn toegevallen, wier-
den gedwongen, het hair na de wijze
der Tarters af te scheren , met een
tuit of vlecht ssechts achter aen 't
hooft te behouden. Waerom zy ook
gemenlijk by d'onzen geschoren Si
ne-
 
Annotationen