Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Dapper, Olfert
Beschryving Des Keizerryks Van Taising Of Sina: Vertoont in de Benaming, Grens-palen, Steden, Stroomen, Bergen ... Tale, Letteren, &c. ; Verciert met verscheide Koopere Plaeten — Amsterdam, 1670

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.9539#0316

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
as 4 Befchryving des Keizerrijks
Van den oorsprong dezes volks i™« dat land waeren, wierd geant-
beuzelen de Sineesche schryvers al- J woord, dat al de vrouwen, opdie plaet-

dus: Zeker Koning Kaofin was tegen
eenen struikrover U in oorlogh , en
reeds tot d' uitterste benautheid door
den zeiven gebragt ; want de strijd

baerheid en d'ervaernis ten oorlog dessirooms ,by elkandere : enfprongen,

fe geboren,de gedaente van mannen had-
den ; maer de mannen die van honden-
Midlerwijle zy in dit land vertoesden,
vergaderden de honden op de eene zijde

zijnde winter, in het water, daer na wen-
En b

evroor

telden zy zichin't zand'om.
alzoo door de grote koude deze ssosse op
hen. Na dat zy zulx dikwilsgedaen had-
den , bejprongen de Tarters hen met

van den overste V stelde al de kunsten
van Koning Kaosin te leur, en had hem
dikwils den neerlaeg gegeven. Wes-
halve liet Kaofin onder zijne krijgs-
knechten uitroepen , dat hy twintig
duizent onsen zilvers, eene Stadt, en
zijne jongste dochter den gene ten
wijve zou geven, die het hooft van
den Veld-overste U kon leveren.
Koning Kaosin hield eenen hond
Puonhu genoemt: deesliepin het le-
ger der struikrovers, welk zich by ge- ! streke Taiping , des Landschaps van
val in'tboschhad neergessagen: doot Quangsi, worden by zekeren Sinee

groot gewelt, en wierpen met pijlen op
hen. Maer de honden fprongen in 't mid-
den op hen aen, dooden velen met bijten,
en wier den aldus de Tarters uit hun va-
derland gedreven. Dus verre Baptista.
d'Inwoonders der achtste Land-

den Veld-overste V , en brengt het
hooft aen Koning Kaosin. Kaosin, wel
ten hoogste over de dood van zoo
groot een vyand verblijd, wilde even-
wel den hond , 'tgeen hy belooft
had, niet toestaen , met te zeggen,
het onbetamelijk was, dat een beest
aen eenen mensch zou trouwen. De
dochter van Kaosin dit horende, sprak:
De beloste is te houden, en's Konings
woord niet te breken. En aldus trou-
de zy aen eenen hond, enbaerdein
driejaren tijds zes knechtjes en zoo

schen Landbeschrijver Barbaren ge-
noemt , wijl zy met het rijk (want
deze landstreke is onder Tunk/ng)ook
de Sineesche zeden merendeels ver-
andert hebben: want'zy'gaen meton-
gcvlochten hair, bloots voets, hou-
den van gene eerbiedcnis engehoor-
zaemheid tusschen ouders en kinde-
zijn dikwils tegen elkandre in

ren

krakeel , en om beuzelingen ver-
toornt, tot doodssaenstoe.
Op de bergen der negende land-
streke Cuncheufu des Landschaps van

veel meisjes, die, door onderling \Kiangsi, houden volkomen wilde

trouwen met elkandre , dit hontsch
volk, zoo de Sinesen beuselen, zou-
den voortgebragt hebben.
Dan geloofelijk is dat deze fabel
hierom by de Sinesen verdicht is, wijl
zy naulix al de genen menschen ach-
ten te zijn, die geen Sinesen of met Si-
neesche zeden niet opgevoed zijn.
In de reis-beschryving van zekere
Monniken, beschreven in het tweede
boek der schipvaerten en reizen, ver-
zamelt eertijds doorM. Gio: Baptista
Ramusio, vindmen, tot bevesting van
deze honden, het volgend:
Kerende de Tarters weer door de woe-
stijnen, quamenze aen een land, in het
welk, gelijk de Ruthenen ten hoos ver-
haelden , die aldaer waren , zy zekere
ivanjchepfelen vonden, in gedaenten van
vrouwen. En na dat zy door vele Tolken
gevraegt hadden, hoedanig de menschen

menschen, die op een beestelijke wij-
ze leven, volgens verhael der Sinee-
sche Landbeschrijvers.
Op en in de bergen des Landschaps
van Queicheu woonen luiden, meest
woest en ongehavent, die de wetten
noch zeden der Sinesen niet onder-
houden : leven op zich zelss, hoewel
onder verscheide Landsheren hier en
daer. Deze brouwen den Sinesen,die
de gehavenste plaetsen des Land-
schaps bewonen, dikwils met hunne
uitvallen grote moeiterhebben na hun
welgevallen, nu met hen vrede, dan
oorlog, hoewel zy noit de Sinesen tot
zich laten komen : want de Sinesen
wonen in de vlekken, krijgs-veilin-
gen en steden.
De Keizeren, om dit Landschap ge-
havender te maken, hebben dikwils
derwaers bou-troepen gezonden.
Die
 
Annotationen