Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Muller, Samuel: Een Mideleeuwsch Gasthuis
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward J.: Nog eens de "Syter"
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0066

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
50

NOG EENS DE „SYTER”.

omdat de plattegrond ontleend is aan eene kaart van het land van het gasthuis,
waarop dus alleen de lijnen van de buitenmuren der verschillende gebouwen van
belang waren). En duidelijk zien wij aan het einde der zaal de kapel met hare half-
ronde ') afsluiting; de afscheiding tusschen kapel en zaal is gewis na de Hervorming
weggebroken, omdat het gasthuis, aan St. Sebastiaan gewijd, zijn meer gebruikelijken
naam droeg naar het daar bewaarde wonderdadige Kruisbeeld, dat in de jaren
na de Hervorming nog het doel bleef van vele pelgrimages en de aanleiding tot
allerlei „Paepsche stouticheden” was, zoodat de schout en de heeren van den gerechte er
tegen moesten optreden en zonder twijfel het kruis verbrand en de kapel uitgebroken
zullen hebben. Maar met dat al, al is de afscheiding tusschen gasthuis-zaal en
kapel weggenomen, de halfronde koorsluiting stelt vast, dat daar, aan het einde der
groote gasthuiszaal, het altaar gestaan heeft, waarop de verpleegden ’s morgens uit
hunne bedden het oog konden richten en de mis bijwonen, juist zooals dit nog lang
daarna, wellicht zelfs nog heden, geschiedde in het oude gasthuis te Chichester.

S. MULLER Fz.

NOG EENS DE „SYTER”.

Toen ik in de vorige aflevering (blz. 200) de „syter” besprak, beschikte ik
slechts over eenige gegevens in de rekeningen der St. Nicolaaskerk te Utrecht. Welkom
is mij nu de aanwijzing van enkele plaatsen* 2) —eveneens uit onuitgegeven documenten —,
welke het voorkomen van deze benaming op Nederlandsch taalgebied bevestigen.

In de rekeningen der stad Woerden, bewaard ten gemeente-archieve aldaar,
komen n.1. op het jaar 1542—1543 (f° 2, verso) eenige posten voor van ontvangsten
wegens verkoop van hout „gecomen uuyt die syter”, n.1. 2 balken en 10 ribben.
Wij lezen daar verder (f° 14, verso), dat de „syter” 84 gulden heeft gekost, welke
betaald zijn door de stad, het gemeeneland, de kerk en het gasthuis gezamenlijk,
elk voor een vierde. Men had een groote hoeveelheid steen gekocht: „van deze steen
is verbesicht .... 7000 voert ande sijter, ande strijcwerc etc.” (f" 15).

We zien dus, dat de „syter” in dit jaar werd vernieuwd.

De bestemming van dit gebouw of bouwdeel kunnen we opmaken uit een
post van 1545—1546 (f° 11, verso):

„Noch hebben Lambert Dircx ende Ghijsbert Pietersz. in den Haech geweest
„om de voorn, saecke (n.1. aarde te halen uit de steenkuilen) ende toe vonden wij
„opte syter een act die die camer van rekeningen in verleden tijden die stede
„verleent hadde, dat wij aarde mochten halen uuijtte steenculen.”.

De „syter” was hier dus een archiefkamer. Of zij zich ten stadhuize, dan
wel bij de kerk bevond, valt uit de rekeningposten niet met zekerheid op te maken

E. J. HASLINGHUIS.

') Het was eigenlijk, naar uit 18e eeuwsche afbeeldingen van het gasthuis blijkt, eene driehoekige
koorsluiting.

2) Ik dank ze aan den Eerw. Heer R. van Scheijndel O. F. M. te Woerden.
 
Annotationen