Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI article:
Mededeelingen en korte berichten
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0070

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
54

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

bij het onderwijs werden gebruikt, worden ten-
toongesteld. Het plan is om dit Museum nog in
den loop van dezen Academischen cursus te openen.

(N. Rotterd. Courant).

VERSLAGEN.

Verslag van de Provinciale Zeeuwsche
Schoonheids- en Archaeologische Com-
missie over 1920. — De Commissie ving haar
werkzaamheden aan met 1 Mei. Door het benoe-
men van 25 correspondenten slaagde zij er in ver-
binding te krijgen met personen in alle onderdeelen
van het moeilijk bereikbaar gewest. — Behalve
met het toezicht op nieuwe bouwwerken, treedt
de Commissie ook op tegen het in de laatste jaren
steeds toenemend uitroeien van boomen. Een be-
langrijk punt, waarover de Commissie haar be-
moeiingen evenwel slechtszijdelings kan uitstrekken,
is de restauratie van oude gebouwen. In het Ver-
slag is sprake van de restauratie van kerk en
toren te Nisse, van den toren te Kapelle, van de
kerk te Kloosterzande, van de Maria-Magdalena
kerk te Goes, van de sacristie der Sint-Barbara-
kerk te Dreischor, van den toren der kerk te
Gapinge.

Jaarverslag der Provinciale Com-
missie ter b e w a r i n g e n b e s c h e r m i n g
van Monumenten in Noord-Brabant.
— De Commissie betreurt het sloopen van den
toren van Rijsbergen, uit de 15de eeuw, en van
de kerk aldaar, zoodat de met marmer geïncrus-
teerde grafzerk van Kardinaal de Franckenbergh,
lOden aartsbisschop van Mechelen, thans onder
den blooten hemel ligt. — De Maria-kapel te
Gageldonck is voor afbraak behouden door de
Vereeniging „Hendrick de Keyser”, nadat de Pas-
toor van Beek had geweigerd de Kapel als geschenk
te aanvaarden. — Uit het beroemde Klooster St.
Catharinadal te Oosterhout zijn een aantal belang-
rijke voorwerpen, goudleer, meubelen, schilderijen,
boeken, zonder eenige noodzaak aan antiquiteiten-
scharrelaars verkwanseld. — Met sympathie maakt
de Commissie melding van het streven der Fraters
te Tilburg om in hun huis de Bisschopskamer,
eigenlijk de Zwijsenkamer, in wezen te houden. —
Het Gemeentebestuur te Oirschot riep de hulp in
der Commissie voor de restauratie van het laat-

Gotische Raadhuis. — Restauratie van den toren
der Protestantsche kerk te Berlicum, die reeds
in 1240 bestond, wordt noodig geacht. — De
Mariakapel te Oirschot, die eveneens uit den
Romaanschen tijd stamt, verkeert in desolaten
toestand. — Muurschilderingen zijn ontdekt in het
portaal van de Romaansche hal van den toren
der Ned. Herv. Kerk te Hedikhuizen en in de kerk
te Bokhoven. — De Kerk te Hoogeloon, een
éénbeukig gebouw met transept, is opgemeten en
in teekening gebracht. — Te Neterul is een prach-
tig triomfkruis met levensgroot Christusbeeld uit
de 14de eeuw. Het verkeert in slechten toestand.

Verslag van den t o e s t a n d v a n h e t
Frans-Halsmuseum te Haarlem. —
Na de welgeslaagde reiniging van de „Regenten
van het St. Elisabeth’s Gasthuis” besloot het Ge-
meentebestuur ook het Regentessenstuk en de vijf
Schuttersstukken van Frans Hals te doen herstel-
len door D. de Wild te ’s-Gravenhage voor een
som van ten hoogste f12.000. —. Begonnen werd
met de reiniging van de „Maaltijd der Officieren
van de Sint Jorisdoelen”. Daarbij hielden de
Directeur en Dr. C. Hofstede de Groot toezicht. —
De nieuwe beknopte catalogus van de schilderijen
en teekeningen zag het licht. — Aanwinsten van
belang waren niet te vermelden. Drie portretten
van Frans Hals waren eenigen tijd in het Museum
tentoongesteld.

Verslag van den toestand vanhet
Stedelijk Museum „D e Lakenhal” te
Leiden. — Begonnen werd met het sloopen
der voor de uitbreiding van het Museum door
Mr. C. P. D. Pape aangekochte gebouwen en met
het grondwerk voor het nieuwe gebouw. Het
Leidsche karakter van het Museum zal ook na
de uitbreiding gehandhaafd blijven, maar aan de
kunstnijverheid zal een ruimer plaats worden
toegekend. Daarbij zal men zich wèl bepalen tot
de voorwerpen, die in ons land en bij voorkeur
te Leiden en omgeving in gebruik waren, maar
men zal niet meer eischen, dat het gebruik daar-
van of de vervaardiging tot Leiden beperkt zij.
Het Museum zal, zooveel mogelijk, worden gesplitst
in twee gedeelten. Voor het eerste zal alleen de
kunstwaarde der voorwerpen den doorslag geven,
en bij het tweede meer het historisch- en plaat-
selijk karakter. De lokalen van het bestaande
Museum zullen dan in hoofdzaak voor de laatste
 
Annotationen