Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI article:
Overvoorde, J. C.: Plaatselijke Historische en Kunstmusea
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0158

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
142

PLAATSELIJKE HISTORISCHE EN KUNSTMUSEA

Genootschap alle steun ontzegd moeten worden, indien de Gemeente Middelburg voor
haar Oudheidkamer niet wil medewerken?

6. Hierna volgen eenige eischen van meer internen aard, die eigenlijk voor
elk museum noodzakelijk zijn, zooals goed beheer, een reglement van dienst, regelen
tegen brand en ander gevaar, behoorlijk budget, toegankelijkheid, rangschikking en
inventarisatie. Alleen de alinea over het beheer eischt hierbij nadere beschouwing.
De Commissie toch eischt een wetenschappelijk onderlegde directie o f eene dege-
lijke commissie van beheer. Die degelijkheid van samenstelling kunnen wij terzijde
laten, daar wij zelfs in groote gemeenten die dikwijls vergeefs zoeken, bij gebreke
aan goede krachten, doch bovenal ware hier in elk geval te eischen, dat één persoon
aansprakelijk zij, al of niet een lid van die degelijke commissie, daar de gedeelde
verantwoordelijkheid in de praktijk tot niets leidt.

Wetenschappelijk onderlegde directies zijn thans én bij het Rijk én bij de
locale musea nog vaak slechts pia vota. De meeste directeuren zijn in de praktijk
gevormd. Terecht stelt de Commissie in een ander hoofdstuk uitvoerige eischen voor
de opleiding van directeuren, doch hierbij had men wel voorop mogen stellen, dat
die opleiding alleen succes zal hebben, indien de salarieering ook zoodanig geregeld
wordt, dat de daartoe geschikte krachten zich ook door de geldelijke vooruitzichten
tot deze studie voelen aangetrokken.

7. Ten slotte wordt ook een recht van inspectie van rijkswege geëischt, het-
welk een noodzakelijk gevolg is van het in bruikleen geven en ontvangen van
subsidie. Het Rijk, dat belangrijke voorwerpen afstaat, of geldelijk steunt, moet ook
toezicht kunnen oefenen op de wijze, waarop zijne bezittingen worden beheerd of de
verleende subsidies worden besteed. Tegen eene inspectie van bevoegden kan geen
deskundig directeur bezwaar hebben, mits die inspectie ook hier weder niet in eene
drukkende voogdij ontaardt. Alles zal hierbij afhangen van de toepassing, doch juist
wegens het delicate van dit optreden is het gewenscht, dat in den Museumraad ook
de directies der locale musea behoorlijk vertegenwoordigd worden, of daarin eene
afzonderlijke sectie vormen. De speciale moeilijkheden op dit gebied kunnen dikwijls
niet begrepen worden door de directeuren der Rijksmusea, die in zoo geheel andere
omstandigheden werken.

Het 17de hoofdstuk is gewijd aan de kleinere plaatselijke verzame-
lingen, wier nut wordt erkend, doch waarvan op eenige beperking wordt aange-
drongen. Ook zij zullen steun van het Rijk kunnen ontvangen, waarvan het bedrag
onder hen verdeeld zal worden door de directie van het Historisch museum, bestaande
uit de drie directeuren van het Voorhistorisch museum te Leiden, het Centrale Historisch
museum te Amsterdam en het bij Arnhem op te richten Museum voor Volkskunde.
Deze zullen ook het toezicht hierop uitoefenen. Deze directeuren, die allen het beheer
zullen hebben over grootere musea met niet onbelangrijk budget en vrij voldoende
hulpmiddelen, zien zich echter in zoo geheel andere omstandigheden geplaatst dan
de beheerders dezer verzamelingen, dat zij moeilijk als de meest geschikte beoor-
 
Annotationen