Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: De Verbouwing van het Leidsche Raadhuis in 1595 - 1597
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0031

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Welke was nu de verhouding tusschen de beide hierbij afgebeelde ontwerpen?
Reeds dadelijk treft de vrij onbeholpen teekening van het eerste ontwerp, waarbij de
topgevels vrij eenvoudig behandeld zijn, het bordes nagenoeg onversierd bleef en de rijke
behandeling van het middenfront ontbreekt. Ook de plaatsing van den kleinen topgevel
niet boven, maar naast de poort met den gedenksteen, is een minder gelukkige oplossing.
Wij aarzelen daarom niet hierin een eerste schets te zien, wellicht door een Leidsch bouw-
kundige ontworpen, die later door het veel rijkere ontwerp van Lieven de Key werd
vervangen. Het eerste ontwerp, dat blijkens het jaartal boven den hoofdingang uit 1593 dag-
teekent, vormt als het ware den overgang tusschen den ouden gothieken gevel en den
later uitgevoerden bouw.

Het tweede ontwerp, dat geheel de hand van den meester verraadt, was in 1595

Het Stadhuis volgens de afbeelding bij Orlers, 1ste uitgave 1614.

gereed, daar in dat jaar de copie door Swanenburgh werd geleverd en de aanbesteding
van het steenwerk is geschied. Eerst tijdens den bouw schijnt men op de gedachte gekomen
te zijn om nu ook de eenvoudige ingangspoorten terzijde van het bordes te verfraaien,
welk werk in 1597 werd uitgevoerd. Of ook hiervoor het ontwerp door De Key geleverd
werd, is mij niet gebleken. Hoe sierlijk de poortjes op zich zelf mogen zijn uitgevoerd,
toch bederven zij wel eenigszins het geheel door den gevel te overladen te maken, zoodat
deze toevoeging niet in alle opzichten als eene verbetering te beschouwen is.

c. Wie hebben het ontwerp uitgevoerd?

Het antwoord hierop wordt gegeven door het contract met den steenhouwer uit
Bremen, Luder von Benthem, van 23 Mei 1595, hetwelk zoowel in het Duitsch als in

2

17
 
Annotationen