Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
De Wild, C. F. L.: De Techniek van Vermeer in "Een Meyd die Melk Uytgiet"
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0073

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
welke oplossing in aanmerking komt. Oplossingen van sandarac, schellak, mastik of damar
in aether, petroleum etc. vallen vanzelf buiten beschouwing, daarentegen verschaffen oude trac-
taten en handboeken en niet het minst de practijk ons de zekerheid,dat wij voor een gemakkelijk
oplosbaar vernis onze aandacht moeten bepalen tot de in terpentijnolie opgeloste mastik.

Nu kan ik mij als practicus in de handen van een 17de eeuwschen schilder om de
reeds aangegeven eigenschappen van dit vernis wel geen verwerpelijker schildermedium
denken, een vernis dat van het oogenbhk dat men het opzet merkbaar begint te drogen
en ternauwernood een behoorlijk uitstrijken gedurende eenige minuten toelaat. Men moet
zich dan ook ter dege reppen om een schilderij van eenige afmeting zonder »aanzetting”
met een zuiver mastikvernis goed gevernist te krijgen.

Een veel grooter nadeel van deze vernisschildering is, dat ze niet houdt en spoedig
gaat scheuren. Schilderijen van Verlat, Daumier — om slechts een paar namen te noemen —
waarvan ik positief weet dat met dit vernis glaceerend waren geschilderd, zijn geheel
vaneen gereten en vertoonen niet zoo zeer de bekende craquelure, maar wèl scheuren in de
verf, scheuren — en dit is van het grootste belang — die ik op de duizende door mij
onderzochte oude schilderijen nog nimmer ontmoette. Zoowel in de meer pastose factuur
als in de glaceeringen zijn deze — en ik laat zooals vanzelf spreekt nadeelige invloeden
van mechanischen aard buiten beschouwing — in het algemeen van een wonderlijke gaafheid.

Ik heb dan ook de vaste overtuiging, dat onze, vakkundig beschouwd zoo uiterst
solide en minutieus werkende 17de eeuwers, het schilderen met oplosbaar en weinig stand-
houdend vernis zelfs niet in het hoofd zou gekomen zijn. biet is volmaakt zeker, dat zij
voor hunne lasuren de duurzame oliën gebruikten — waaronder lijn-, en notenolie een eerste
plaats innemen — zoowel rauw als gekookt met loodglid, menie etc. en tal van experimenten
hebben aangetoond, dat glaceeringen met deze bindmiddelen uiterst taai zijn en men oor-
deelkundig te werk gaande niet de minste vrees voor hunne vernietiging behoeft te koesteren.
In onkundige handen is wel geen enkel schilderij veilig. 2)

Overigens wil ik hier nog aanstippen, dat ik verschillende andere uitspraken in
het betoog van Prof. Six evenmin zou kunnen onderschrijven.

Zoo is het verschijnsel op den Metzu van van der fioop R. M. 1556 geen ultra-
marijnziekte maar blinde olievernis.

Zoo is bij den Vermeer van Van der Hoop niet het verdwijnen van karmijn uit
het kopje de oorzaak van het vastzitten van het haarlint in het gelaat. Een nagedonkerde,
ondoorschijnende olielaag, bij gelegenheid eener zeer oude herstelling als uithaalmiddel op
dit deel van de schilderij gesmeerd, dwingt ons als door een groenen sluier te zien. Op
oude schilderijen ontmoet men deze karakteristieke plekken niet zelden. Deze Vermeer is
er niet onduidelijk mede belast.

Zoo wil ik voor een oogenbhk toegeven, dat de lucht op den Ruysdael van Prof. Six

1) Das getrocknete Linolein ist in Wasser, Weingeist, Aether, Terpentinöl und in anderen atherischen
und letten Oelen unlöslich. Prot. Max von Pettenkofer, »Über Ölfarbe u. s. w.” zweite Auflage, S. 8.

59
 
Annotationen