Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
Hoefer, Frederic Adolph: Aanteekeningen omtrent Culemborg
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0120

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
men schrijvers, die den naam in verband brengen met de lage ligging, kuil; andere beweren,
dat de stad oudtijds Zuilenborg heette, waarvan nog de zuilen in het wapen afkomstig
zouden zijn en alleen de Z in C veranderde; weer andere zoeken de afleiding van Claudius
Civilis, Civilis villa, Civilenburg en Cuilenburg.

De heerlijkheid, later het graafschap Culemborg. — Het heeft steeds tot de vraag-
stukken behoort of Culemborg onder zijne heeren en graven een volkomen vrij en onaf-
hankelijk gebied vormde. Gelderschen, Hollanders en Utrechtschen beweerden tegen het
gevoelen der heeren in, dat Culemborg een van hen afhankelijk leen was J).

Het graafschap. — De heerlijkheid Culemborg werd den 21sten October 1555 door
keizer Karei V tot een graafschap verheven 2). Het bestond behalve uit de stad Culemborg
uit de dorpen Golberdingen, Everdingen en Zijdeveld en grensde ten Noorden aan de
Lek, ten Oosten aan het graafschap Buren, ten Zuiden aan het ambt van Beest en Renoi
en ten Westen aan de heerlijkheid van Vianen.

Heeren en graven van Culemborg. — De heeren van Culemborg waren schenkers
van den bisschop van Utrecht. Zij hadden dit ambt in leen ontvangen van de heeren
van Cuyk. Later kwam het schenkersambt aan den graaf van Holland, die Johan III er
mede beleende. Deze, dit ambt vermoedelijk beneden zich achtende, wierp de kroes ont-
vangen hebbende deze door de zaal ten teeken niet langer schenker te willen zijn 3).

Voor de opvolgende heeren en graven van Culemborg wordt verwezen naar de
bijlage. Hierbij dient echter opgemerkt te worden, dat vele schrijvers bij het vermelden
dier heeren eerst met Lluibert III beginnen, omdat het slot Culemborg eerst in 1271
gesticht werd en dit vóór den bouw der stad plaats had 4). Graaf Ernst Lrederik verkocht
in 1720 het graafschap aan de Staten van het kwartier van Nijmegen voor de som van
987.300 gulden; de inhuldiging der Staten had 18 Juni 1720 plaats. Op dit feit zijn gouden
en zilveren gedenkpenningen geslagen, vertoonende aan de eene zijde het wapen van
Culemborg met een inschrift, terwijl de andere zijde alleen van een inschrift voorzien is 5 6).

Den 9en Juni 1748 droeg het kwartier van Nijmegen de stad, graafschap en landen
van Culemborg op aan prins Willem IV. Ter herinnering aan die opdracht liet de stad
zilveren penningen, vervaardigd door Holtzheys, slaan. De eene zijde vertoont het borst-
beeld van den prins met randschrift, de andere zijde geeft de overdracht weder, waarbij
een vrouw — de provincie — aan den prins — een krijgsman, Romeinsch gekleed — het
wapenschild van Culemborg overhandigt1’). In 1795 werd Culemborg aan Gelderland
toegevoegd.

1) Zie hierover o. m. «Tegenwoordige Staat”, III, blz. 303 vlg. en de daar aangehaalde bronnen.

2) Zie voor de oorkonde dezer verheffing «Bijdragen en Mededeelingen Hist. Genootschap”, XIV,
blz. 89 vlg.

3) «Analecta” Antonii Matthaei, III, blz. 616 vlg. 4) Zie o.a. «Analecta”, III, blz. 590 vlg.

5) Zie voor de beschrijving van dezen penning o. a. Voet, blz. 336 vlg.; «Tegenwoordige Staat", III,

bl. 312 vlg. enVervolg van Loon, bl. 33. Een exemplaar in zilver is aanwezig op het Koninkl. Penningkabinet.

6) Zie voor de beschrijving en af beelding Voet, blz. 411 vlg. enVervolg van Loon, blz. 282. De
gouden penning met gouden doos, den stadhouder vereerd, is aanwezig op het Koninkl. Penningkabinet.

106
 
Annotationen