Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Het stadhuis te 'S - Hertogenbosch
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0238

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
'V’GV/W V JU OYu)m,

\ ovto C/j^

’f ^/a^Lui

voorpuy werden, voor zooverre dat werk zou vooruitspringen, nieuwe fonderingen gelegd
en dat op voldoende bogen uit de snijdingen van de zijde fondamenten opgemetseld.”

Deze veelbeteekenende zin, den 8en Maart 1856 , ,

door R. A. van Zuylen geschreven, dient eene kleine
verduidelijking te ontvangen. Het zal ons — na
hierboven-gegeven geschiedenis — gemakkelijk vallen,
de juistheid van Van Zuylen’s gezegde te bewijzen.

Het stadhuis, of liever de nieuwe stadhuisge-
bouwen van 1670—1693, werd op de oude funda-
menten, dat wil zeggen: op den zestiend’ eeuwschen
onderbouw en kelders (1529—1530) aangelegd. Niet
alleen legde men nieuwe grondslagen onder de pui
van het stadhuis, maar ook trok men eenen geweldig
zwaren muur ter dikte van 3,18 Meter dwars door
den schoonen gothischen onderbouw (de zoogenaamde ■g
crypte) henen, welke muur tot grondslag diende voor
den nieuw-op-te-trekken stadhuisgevel van 1670. Deze
leelijke, logge, ofschoon voor den hoofdgevel nood-
zakelijke muurbrok heeft den dezer dagen ontdekten
kelder leelijke parten gespeeld. De 2de travee (ten
westen) in dezen gothischen kelder is door dien zwaren
fundeeringsmuur geheel in beslag genomen, geheel door
den kolos vervuld. (Zie figuur 1, sub II b, b’).

Het fundament onder den voorsprong der voorpui,
waarvan R. A. van Zuylen maar uitsluitend gewag
maakt, is met de zware fundeering van den hoofdgevel
verbonden door een ruw tongewelf, dat in de 1ste travée
van den gothischen kelder (dus, vlak onder de treden
van den tegenwoordigen hoofdtrap vóór ’t stadhuis) is
aangebracht om de pui van 1670—1671 te dragen.

Een nauwkeurig plaatselijk onderzoek in de
gothische keldergebouwen van het stadhuis — verge-
leken met den zoo-even aangehaalden tekst van R. A. van
Zuylen — heeft mij geleerd, dat deze kundige archivaris
voorzeker in zijne dagen reeds den onderbouw van
het stadhuis talis qualis moet gekend hebben.

Wij verwijzen onze lezers thans naar de hierbij-
gevoegde teekeningen, die met eenige zorg door ons
op schaal uitgevoerd zijn. Na de vaststelling der geschiedkundige data zullen de oudheid-
kundige gegevens des te meer ingang vinden.

(z.oJhal

onder

Si ad[i u

S VOAs

'S

223

^>0 ■
 
Annotationen