Zooals wij reeds aanmerkten, begon de stadsregeering in de jaren 1529—1530 de
algeheele herstelling van het oude (het eerste) stadhuis, zoowel binnen als buiten, boven
aan den toren met zijn carillon en beneden onder den middenbouw voor den aanleg der
thans veel-besproken, gothische, kelders.
Nadat men in 1529 de oude pui, waarvan geen enkele afbeelding of beschrijving
tot ons kwam, had weggebroken en door een geheel nieuwe ging vervangen, groef men onder
het stadhuis de plaats voor de aan te leggen kelders uit, welke terstond daarop aangelegd,
overwelfd en in 1530 afgewerkt werden. Van die fraaie, overtoogde, kelders, beiden van
gelijke hoogte, bestaan nog heden twee naast-elkaar loopende beuken, die in de lengte
zes traveeën telden. Haar aantal is door den onderbouw van het in 1670 verbouwde stadhuis,
dat nu nog bestaat, tot vier teruggebracht, die op onze teekening, Fig. 1, onder de
cijfers III, IV, V en VI, voorkomen. De traveeën zijn nagenoeg zuiver rechthoekig, terwijl
ncd. cjooV'n.cdc 'ViAv» B-C-
TT’ \s
ieder welfvak, door twee kruisribben in vier welfvelden verdeeld, omtrent vierkant is.
In de lengte as gemeten, bedraagt iedere travée 3,89 M. en in de breedte 4,07 M.
De beide westelijke traveeën (zie fig. 1 onder I en II) zijn kleiner dan de vier
oostelijke. De meest-westelijke (zie fig. 1, sub I, onder de treden van het stadhuis) bedraagt
slechts 2,70 in de lengte, en de daarop volgende (zie fig. 1 sub II) heeft eene lengte van
3,20 M., een weinig minder dus dan de vier oostelijke traveeën. Sub II, b en b', is met
stippellijn aangegeven de thans vervallen travee, omdat deze geheel vervuld is van den
zwaren fundeeringsmuur, waarop de vóór-gevel van het stadhuis rust.
De vier oostelijke traveeën vertoonen zich heden in haar ongerepte schoonheid.
Naast de travee (ten oosten), die geheel door den fundeeringsmuur is opgevuld, vinden
wij in de buitenmuren, ter linker en ter rechter, een paar schoorsteenmantels uit het midden
der zestiende eeuw terug. Van deze gothische schoorsteenen bleven alleen de schraal ge-
profileerde basementen met een paar stijlen gespaard.
De breedte dezer schoorsteenen (zie fig. 1 sub III) beloopt 2,12 M.
224
algeheele herstelling van het oude (het eerste) stadhuis, zoowel binnen als buiten, boven
aan den toren met zijn carillon en beneden onder den middenbouw voor den aanleg der
thans veel-besproken, gothische, kelders.
Nadat men in 1529 de oude pui, waarvan geen enkele afbeelding of beschrijving
tot ons kwam, had weggebroken en door een geheel nieuwe ging vervangen, groef men onder
het stadhuis de plaats voor de aan te leggen kelders uit, welke terstond daarop aangelegd,
overwelfd en in 1530 afgewerkt werden. Van die fraaie, overtoogde, kelders, beiden van
gelijke hoogte, bestaan nog heden twee naast-elkaar loopende beuken, die in de lengte
zes traveeën telden. Haar aantal is door den onderbouw van het in 1670 verbouwde stadhuis,
dat nu nog bestaat, tot vier teruggebracht, die op onze teekening, Fig. 1, onder de
cijfers III, IV, V en VI, voorkomen. De traveeën zijn nagenoeg zuiver rechthoekig, terwijl
ncd. cjooV'n.cdc 'ViAv» B-C-
TT’ \s
ieder welfvak, door twee kruisribben in vier welfvelden verdeeld, omtrent vierkant is.
In de lengte as gemeten, bedraagt iedere travée 3,89 M. en in de breedte 4,07 M.
De beide westelijke traveeën (zie fig. 1 onder I en II) zijn kleiner dan de vier
oostelijke. De meest-westelijke (zie fig. 1, sub I, onder de treden van het stadhuis) bedraagt
slechts 2,70 in de lengte, en de daarop volgende (zie fig. 1 sub II) heeft eene lengte van
3,20 M., een weinig minder dus dan de vier oostelijke traveeën. Sub II, b en b', is met
stippellijn aangegeven de thans vervallen travee, omdat deze geheel vervuld is van den
zwaren fundeeringsmuur, waarop de vóór-gevel van het stadhuis rust.
De vier oostelijke traveeën vertoonen zich heden in haar ongerepte schoonheid.
Naast de travee (ten oosten), die geheel door den fundeeringsmuur is opgevuld, vinden
wij in de buitenmuren, ter linker en ter rechter, een paar schoorsteenmantels uit het midden
der zestiende eeuw terug. Van deze gothische schoorsteenen bleven alleen de schraal ge-
profileerde basementen met een paar stijlen gespaard.
De breedte dezer schoorsteenen (zie fig. 1 sub III) beloopt 2,12 M.
224