Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Boekbespreking
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0273

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
vanzelf aan ’t licht gekomen bronnen van gewicht, voor een enkele aanhaling uit de
bekende literatuur — ook al ware dat alles natuurlijk verre van volledig en even
»voorloopig” als de rest. Maar dat is een verschil van gevoelen, waarover wij hier niet
lang zullen spreken.

Als voorbeeld van wat wij mogen verwachten worden in dit eerste deel de monumenten
der provincie Utrecht behandeld. Binnen de alphabetisch, volgens de spelling der woordenlijst
van het Aardrijkskundig Genootschap, gerangschikte reeks der Gemeenten zijn telkens de
volgende rubrieken genoemd, wier practische schikking ons op zich zelf reeds zeer
doeltreffend lijkt:

a. voorhistorische, Germaansche, Romeinsche en Frankische oudheden;

b. verdedigingswerken;

c. wegen, bruggen, grenssteenen, schamppalen, kruisen, pompen, enz.;

d. burgerlijke gebouwen;

e. kerkelijke gebouwen;

f. gebouwen voor onderwijs en liefdadigheid;

g. particuliere gebouwen;

h. musea van kunst.

Wij weten niet naar welk bestaand plan deze volgorde werd ingevoerd, noch of de
secretaris in overleg met de Commissie hier zelfstandig eenvoudig naar de praktijk te werk
ging, maar o. i. kan men op dit schema voortreffelijk voortbouwen en blijkt er uit, dat
men in ieder geval met eigenaardigheden van ons land rekening heeft gehouden — getuige
rubriek ƒ.: gebouwen van onderwijs en liefdadigheid, die van de overige burgerlijke ge-
bouwen zijn afgezonderd. Waarom de kerkelijke, die tot nu toe over ’t algemeen in de
kunsthistorische literatuur vóór de profane gebouwen genoemd werden, omdat zij meestal
ouder en belangrijker voorts ook omvangrijker zijn, in dit geval eerst onder letter e.
gerangschikt staan, weten wij niet.

Van »Abkoude—Baambrugge” tot »Zuilen” reist men dan met de Commissie langs
alle overige gemeenten door het Utrechtsche gebied en verheugt zich in de systematische
zakelijkheid en overzichtelijkheid der opsomming van alle zienswaardigheden. Wij zeggen
met opzet overzichtelijkheid, want deze lijst heeft voor ’t óóg al buitengewoon veel aan-
genaams. Door de behoorlijke letter en de heldere verdeeling vliegt men gemakkelijk
langs de paginas, om stil te staan bij de rubriek, die men voor ’t oogenblik zoekt. De
terminologie is duidelijk en over ’t algemeen uniform, de dateering is uiterst practisch
aangegeven door in ’t oog vallende Romeinsche cijfers, waarbij de letters a, b, c, d, dan
nog den dienst doen van nadere kwart-bepaling.

Een »chronologisch overzicht der voornaamste bouwwerken” aan ’t slot geeft aan
het geheel nog een bijzondere waarde voor vlugge oriënteermg, terwijl de volledigheid
van voorloopige inventarisatie niets te wenschen overlaat. Zelfs het karakter der museum-
verzamelingen is met een paar woorden aangegeven waar het noodig was, en »Amstel-
serviezen” zijn evengoed opgenomen als de klokken in de kerktorens.

258
 
Annotationen