Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Raadhuis te Rotterdam
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0060

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Beschouwen wij eerst de voorgeschiedenis. Reeds in de 14de eeuw bestond er te
Rotterdam een raadhuis, waarvan in het oudste keurboek wordt gewag gemaakt. Waar dit
stond is onzeker, doch in elk geval schijnt de mededeeling van C. van Alkemade onjuist,
dat dit het thans verdwenen Huis Keulen aan het West-Nieuwland zoude geweest zijn,
daar het Nieuwland eerst in 1383 als gors aan de stad in erfpacht werd uitgegeven1).

Reeds in 1467 vinden wij een raadhuis op de tegenwoordige plaats vermeld. Het
stond naast het gasthuis met den eerst in 1826 afgebroken gasthuistoren en had een groote
trap aan de Hoogstraatzijde. Eene teekening van J. Kortebrant naar de kaart van 1599
(»Rott. 111. n°. 928) maakt het ons gemakkelijk om ons een beeld te vormen van dit gebouw.

Het voorstuk aan de Hoogstraat werd in 1606 herbouwd, nadat aan de Kaasmarkt
reeds in 1590 eene vernieuwing had plaats gevonden. De gevel aan de Stadhuissteeg had,
blijkens eene afbeelding (»Rott. 111.’’ n°. 940) een steen met het jaartal 1593, zoodat wij
mogen aannemen, dat de nieuw-bouw aan de Kaasmarkt is begonnen en langzamerhand
naar de Hoogstraatzijde is voortgezet.

Het raadhuis werd in 1619 inwendig verbouwd en in 1708—1709 door het over-
bouwen van de Gasthuissteeg met het Waaggebouw vereenigd, nadat de Oude Waag in
1703 was verplaatst.

In het midden der 18de eeuw bleek reeds het gebouw ongeschikt voor de toenemende
eischen der administratie van de zich sterk ontwikkelende stad. In 1762 werd tot afbraak
besloten, doch door verschillende omstandigheden werd de voltrekking van dit vonnis tot
de jaren 1823—1827 verschoven, waarna het tegenwoordige raadhuis werd gebouwd.

De oude bouw, waarvan ons een aantal afbeeldingen zijn bewaard gebleven, was
een baksteenbouw met zandsteenen banden en versieringen. Aan de zijde van de Hoog-
straat was een groot bordes met twee opgangen, met zandsteen bekleed en versierd met
vlakke pilasters, balusters en leeuwtjes met wapenschilden. Het bordes herinnert eenigszins
aan dat van het Leidsche raadhuis. De voorgevel zelf was geheel vlak gehouden, met een-
voudige poortjes in den voet van den toren en onder het bordes, horizontale banden van
zandsteen, zandsteenen hoeklijnen, een eenvoudig poortje boven het bordes en drie groote
kruiskozijnen met zandsteenen blokjes in de strekken.

Aan den hoek der steeg verhief zich hierboven de gothische baksteenen toren van
het gasthuis, door een steenen ballustrade op de hoogte van de kroonlijst omgeven en
hieronder achter den nieuwen voormuur verborgen. Het verder gedeelte van den gevel
was bekroond door een rijkversierde zandsteenen renaissance topgevel. Langs den een-
voudigen zijgevel was een groote luifel aangebracht. Het gedeelte gelijkvloers diende
hier achtereenvolgens tot vleeschhal, hennepwaag en wachtkamer voor de burgerwacht.
Aan de achterzijde was de gevel met twee rijen groote kruiskozijnen voorzien en versierd
met sierankers en een uitgebouwde loggia met een groot, driehoekig afgedekt bovenstuk
met het wapen der stad en een tweeregelig Latijnsch vers. Boven de kroonlijst was het

1) Zie over de eerste geschiedenis het uitvoerig artikel van I. L. Nierstrass in : Rotterdam geschetst. 1863.

48
 
Annotationen